Poëzie in de tuin Beuningen

Het was een snikhete dag en ik bezocht een dichtersfestival in het dorpje Beuningen bij Nijmegen. Het vond plaats in een prachtige grote tuin. In de schaduw van bomen en zeer strategisch geplaatste partytenten traden drie keer drie ervaren dichters op. Ik had mezelf beloofd er een stukje over te schrijven, maar ik ben dat niet meer gewend. Het zal een impressionistisch verslag moeten worden want ik wil ondanks de hitte iets overbrengen van de krachtige dictie der dichters die zo hun best hebben gedaan.

Ondanks mijn vrees dat ik het schrijven heb verleerd of nooit heb beheerst moet ik dit stuk nu afmaken. Een demon houdt van binnenuit een pistool tegen mijn slaap. Schrijf! Durf! Het voelt als het uitknijpen van een onschuldige puist die er al jaren zat. Het is nergens voor nodig, ik heb niks te vertellen. Ik wil leren zwijgen en zo liep ik door het gemaaide gras van de dichterstuin, langs de heggen die waren versierd met vlaggetjespoëzie en holle poëtische leuzen en langs de boekentafel waarop stapels en dozen lagen. Ik keek beslist naar de grond, mijn rug krom, mijn rugzakje halfleeg, een saai viezig mannetje dat rondzwierf tussen alle mooie bloeiende mensen hier. Maar jullie weten niet wie ik ben! Kijk dan, dit heb ik allemaal gemaakt, al deze boekjes en versjes en verhaaltjes – het maakt niks uit. Het oog van het nihilisme staat op je voorhoofd geprent, je leeft nog helemaal vanuit het gebrek.

Omdat ik net te laat was voor K. Michel hoorde ik als eerste de Tilburgse dichteres Nisrine Mbarki met prachtige gedichten over meertaligheid (Arabisch, Frans, Berber, Engels, Nederlands). Ze kon de liefde niet in haar moedertaal en ik vond dat herkenbaar en wilde het er graag met haar over hebben. Gaan we hopelijk ooit doen. Daarna Hind Eljadid uit Antwerpen met rauwe gedichten over haar gestorven moeder, inclusief een illustratie van de borstkas waarin uitgezaaide – Ze wilde het stuk per se afmaken (dat heb ik van haar geleerd) en deed dat ook, ondanks dat ze op het warme podium door emotie werd overmand. Een enorme prestatie, zeker als je moet voordragen voor een bos grijze Nederlandse knikkebollen die je emoties met oooh! en aaah! en achgossie vergruizen.

Toen babbelde ik met een paar lieve mensen van het Poëziecentrum, mensen die kennelijk een gunstig beeld hebben bij dit mannetje dat wie weet mede door mijn gedichten tot stand is gekomen. Misschien kunnen we de meer algemene angst zo formuleren: dat de herinneringen die vanaf nu nog worden gemaakt enkel slechtere vervangingen zijn van datgene wat ze verdringen. Dat we meer afbreken hoe harder we werken. Door. Jij moet niet teveel nadenken jongen. Ik mocht naar podium één, waar een overtuigende Rotterdamse Dean Bowen mooie verzen voordroeg. Anne Vegter had onder andere een lange opsomming over kinderen in oorlogsgebieden. Zij is een minder exotische dichteres maar die hebben we nodig om de exotische tot hun recht te laten komen. Dichter (bekend van nrc!) Maria Barnas had mooie gedichten over Polen maar ik had helaas niet genoeg concentratie meer.

Het is een kunst om slecht te durven schrijven, anders komt er nooit iets op het scherm. Iedere zin mag er zijn en in een verslag moet je niet gaan zitten schrappen alsof het een roman is. Schrijven is sowieso therapie en je moet vinden wat je niet durft en juist dat durven, een beetje in de zin van Derrida, anders werkt het niet. Het moet gillend gênant zijn anders is het altijd maar een rijtje keurige goedgekeurde stoeltjes en lauwe applausjes en waarom heb je daar dan zo’n hekel aan? Waar komt die storm en drang, die domme romantische eis van het verhevene en meeslepende vandaan? Misschien is het de ellende in de wereld (de genocide in de Gazastrook en de hongersnood in Soedan), het feit dat ik even vrij in haar mocht rondreizen. Maar dat meisje uit Antwerpen wás verdomd authentiek. Die stond niet te ‘werken’ dus ik moet niet zeuren.

In de pauze speelde een cellist bij de vijver Bach. Dat is op zich een prachtig gegeven, al moet ik zeggen dat ik vermoedde dat het een niet heel professionele cellist was. Na de pauze hoorde ik nog drie jonge dichters. Asha Karami zag er heel sportief uit, Mahat Arab bracht goede spoken word en routinier Ellen Deckwitz was als laatste.

Daarna traden acht van de negen dichters nog een keer op en kon je goed merken dat ze dingen hadden liggen die het altijd goed doen op het podium. Dat was echt een plezier om naar te luisteren, al ging het niet zo heel goed samen met de cellist.

Daarna liep ik nog wat rond, dat is altijd het ergste. Je wilt mensen spreken, hebt een vage voorstelling van al die prachtige poëtische gesprekken, die magische woorden en dat immense wederzijdse respect enkel omdat we de poëtische taal delen, maar het gebeurt allemaal niet. Iemand vraagt iets en je reageert kortaf vanuit angst of de drang dat je iets moet bewijzen. Heeft allemaal geen zin. Zwijg.

Gelukkig ook nog met een paar Mario’s wat zinvollere uitwisselingen. En daarna via de dijk teruggelopen naar Nijmegen. Dat was mijn verslag, dat durf ik. Schrijven, mijn laatste bastion en het enige dat ik nog een beetje dacht te kunnen verdedigen (na de filosofie, de talen, het computeren, de muziek) is ook ingestort. Brak grijs water stroomt over de brokstukken heen en spoelt me mee. De poëzie mag leven en zij is niet de taal van de macht niet de taal niet de macht laat de vogels in mijn plaats fluiten en leer te zwijgen naast de brokstukken en al die prachtige dichters te bewonderen die in de onneembare vesting van hun taal – nee, nee, we zijn allemaal éven kwetsbaar

One thought on “Poëzie in de tuin Beuningen

Laat een reactie achter op kamiel79 Reactie annuleren

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *