Op de school waar ik dichtles mag geven zeggen ze u tegen me.
Ineens zit daar een meneer met een kop automatenkoffie.
En dat ben ik dan.
Wat leren we kinderen wanneer we ze poëzieles geven?
Finesse, een aanvullend taalregister,
een taalspel dat viert dat we kunnen denken elkaars gevoel te begrijpen.
De meneer mag weleens ophouden met prakkiseren.
Prak prak prak, alles in de hutspot geprakt.
Geen wortel die heel blijft en fier.
Geen vork die lacht.