ik ben, ziet u, nogal filosofisch aangelegd
in overpeinzing wandel ik op het schavot
met een knipoog voel ik even aan m’n strot
dan haal ik adem en zeg wat moet gezegd
de strop zal ik dragen als een lauwerkrans
en jullie veroordeling is mij een vreugd
te hangen voor dwazen is welhaast een deugd
voor een wijs man, dus ik grijp mijn kans
ik zal daar hangen met oneindig genoegen
kijkt u maar goed naar mijn lachend gelaat
voorwaar, het is voldaan, omdat ik u verlaat
met een geest die barst uit al zijn voegen