Begonnen is het met spitsvondigheden
rijmen die leuk werden gevonden
met een simpele zielenmoraal, geleden
werd er niet in de eerste ronde
Toen waande ik me een poos Germaan
later heette dat de Duitse periode
potsierlijke gedichten zijn erin ontstaan
ik schreef maar wat mee met de mode
Krullenverzen en zachte liefdeslyriek
schreef ik later, onverbloemd imiteerde
ik wat ik zo las, zonder stijl, totdat het publiek
me genas, maar alleen omdat ik het ontbeerde
Nu pen ik enkel verzen om maar iets te doen
te hebben, en de toon wordt al wat rauwer
je krijgt voor duizend strofen geen pensioen
maar ach, de hemel wordt ook niet nauwer
… gisteren nog had ik te kampen met het existentiële gebrek aan een gedicht, goed of slecht, midden in de nacht. Het minste wat ik kon doen was een slecht gedicht, zolang het maar een gedicht was. Het werd een opera.
haar voeten spatterden in de branding
de afdrukken in ’t natte zand
haar blonde haren wapperend in de wind
blauwe ogen en een verrukt gezicht
in mijn handen een natte krant
en een mislukt gedicht.
Ik heb er de ochtend mee gehaald.