onder de snelle schaduwen van ijle vogels
die niet op de stad vallen
hangen betonnen torens in de vuile wolken
waar de stad staat
en haar schaduwhoeken in beton giet
het asfalt is de mensen een rivier
de stad een afwezige geest die
een dauwregen van hebben willenden
over de straatkeien jaagt
waar de stad staat
is het instinct verloochend of getemd
maar achter miljoenen koude muren
huist het geweld, de orde van de orde
alles is aanhef en hyperbool
voor de kleine mensen in het raam
jazz speelt uptempo in de nacht
en de gebouwen trekken zich krom
over de slapenden heen