Er weer in komen, kent u die uitdrukking? Ik heb een paar maanden lang nauwelijks aan poëzie gedaan. Het conjuncturele aspect van de poëzie is mij welbekend, maar het is leerzaam het zelf te ondervinden. Wanneer we dan weer naar de poëzie terugkeren, doen we dat met een rijpere, verziendere blik, of we hakkelen doordachter.
Vandaag pogen we om flarden uit een klein schriftje te verwerken tot een persklaar gedicht. Ho, dat kan zomaar niet. Waar is het vuur, het pathos? Je behandelt poëzie als een exercitie, zoals anderen scrabble spelen of rummycup.
U ziet de denkfout. De poëtische taal moet ons zelf kunnen vervoeren. Die flarden tekst, in de juiste volgorde en met de juiste weglatingen ertussen, moeten ons pathos ontsteken.
Uitgangsmateriaal.
dat ook onze leegte nooit helemaal van ons is
laten we dekens over de gaten leggen, onze wagen
erop parkeren, en luisteren naar de vogels
de randen spreken, worden mooi
zonlicht verstrooit zich voor met luchtrolvingers vangen we haar in
als de ring
in aanvloed stemming
vezelvingers
tekeer, tekeer
we delven de lucht
naar zelven terug, bevelen
waar kromt angst de ruimtetijd
delgzon, legt de bomen kaal
littekens die mensen in de dag smelten
en mijn pratende mond
het moment van de dood is hard werken
fa-mineur. de wiede
mijn bed ligt als een stijg tussen de dagen
naast me zag ik in het pluis
mijn eigen dodenmasker slapen
zo vredig, zo tastbaar lag het daar
Het bovenstaande is een selectie uit losse fragmenten, opgeschreven in momenten van vermeende inspiratie (helaas waren zulke momenten de voorbije maanden, we schrijven juli 2019, schaars). Ik schreef ze zonder bedoeling, ze zijn in die zin geistlos. Toen ik ze overschreef voelde ik hoe zwak en slecht gearticuleerd mijn poëtische stem was. Lang koesterde ik het misverstand dat het schrijven steeds eenvoudiger zou worden naarmate ik het langer deed, en dat het resultaat voor de eeuwigheid is.
Flauwekul. Het hoogste wat we hier bereiken is het oproepen van een pathos dat stand houdt tegen de entropie, de verkitsching, de karikatuur. En daar ben ik volgens mij nog mijlenver van verwijderd – maar ergens moet het begin worden gemaakt. Laten we dus het materiaal recombineren.
laten we dekens
overop de gaten leggen, onze wagen
erop parkeren, en luisteren naardevogels (niks ‘parkeren’)
die aan de randen spreken, worden mooi
het zonlicht strooit zich (Benders‘ strooi. Jatterd!)met luchtrolvingers vangen we elkaars aanvloedstemming (lief woord, luchtrolvingers, zijn het vleugels?)
dat onze leegte nooit helemaal van ons is (pathetisch, maar own it)
de vingers maken ogen (de ‘poorten van de ziel’ tekenen, ok)we delven de lucht (kitsch, wilde slimmer verwijzing naar Celan zijn)
bevelen tekeer, tekeer (kehr-Wende? mwah)
waar kromt angst de ruimtetijd (xxx)
en legt de delgzon de bomen kaal (delgen = tenietdoen)
smelt de mensen in de dag (nauwkeuriger)
hethier is mijn pratende mond (hic!)
de wiede die bij ons in bed (onkruid?)
het moment van de dood is hard werken
het bed ligt als een steiger tussen de dagennaast me zag ik in het pluis (van de deken dus, ok)
mijn eigen dodenmasker slapen
zo vredig, zo tastbaar lag het daar (nog een echte ervaring ook!)
Zo lijkt het ergens over te gaan, maar zit er genoeg raadselachtigheid in. Ik probeer nog iets te redden van de losse flarden, door weer in de stemming te komen waarin ik ze opschreef. Het is geen ideale methode. Het zou veel beter zijn wanneer ik me kan concentreren op de eerste (ruwe) versie van een gedicht, en dit op korte termijn (dezelfde dag) kan omtoveren in een tweede (gepolijste) versie. En na een week een derde versie, die het beste van de eerste twee behoudt, om het spel om de authenticiteit te winnen.
De indruk die ik nu heb is vooral dat het onscherp is, dat de beelden nog niet bij elkaar passen. We moeten dus flink schrappen, terwijl we het poëtische sentiment proberen achterhalen en met precies genoeg woorden tot uitdrukking brengen. We komen na wat staren voor vandaag op:
laten we dekens op de gaten leggen, lief
en luisteren hoe hier de vogels
over de randen zingenlaten we met luchtrolvingers
door het strooilicht zweven
de aanvloedstemming temperenen ogen tekenen die ons bevelen
dat we de leegte nooit alleen –wanneer de delgzon ons als mensen
in de dagen smelt en dit –maar ik zie hier naast me in het pluis
mijn eigen dodenmasker slapen
zo vredig, zo tastbaar ligt het daar
Schrappen lijkt wat op te leveren. ons als mensen in de dagen smelt is toch mooi voor historisering. En dan dat vredige dodenmasker in de deken (er werd een deken over gaten (nihilisme) gelegd). Kijk, een gedicht ontstaat langzaam, en zoals jullie boven zien, uit een puinhoop van aantekeningen. Commentaar is welkom. Blijf schrijven.