De rockband “De Staat” baarde opzien door vorige week een vette subsidie van bijna een miljoen op te strijken. Rechtse media hieven de libertaire klaagzang aan. Waarom onpopulaire muzikanten uit de staatsruif laten eten? Waarom een muziekgenre stimuleren, waar hooguit een verongelijkte minderheid enige interesse voor kan opbrengen?
Persoonlijk vind ik het prima. Wat mij betreft mogen alle kunstenaars een riante subsidie krijgen, maar de drugs moeten ze zelf betalen. Hou op met al dat naijverig gezemel. Hef gewoon 50% belasting op concertkaartjes van U2, Justin Timberlake en Lady Gaga, en verdeel dat geld onder de armlastige kunstenaars die zielsveel van hun vak houden.
Ik ben bekend met de sentimenten.
Rechtse rakkers die, wanneer ze het nieuws van dit soort uitschieters van een of ander cultuurfonds, hun belastingcentjes al uit de zakken van hun hippe jeans voelen glijden terwijl ze door een oprisping van verongelijktheid moeten kokhalzen, zouden zich ergens anders druk om moeten maken. Het is een afgekloven onderwerp, maar je hoort de libertaire voorhoede bijna nooit over gesubsidieerd militair speelgoed zoals de Joint Strike Fighter, waar nooit een referendum over is gehouden, of over steun trekkende topsporters want een sprintje is een mooie metafoor voor “werken” en dat doet het libertaire hart goed.
Ik moet regelmatig tegen beide sentimenten laxeren.
Linkse lieverds krijgen, wanneer ze in de Volkskrant over de ogenschijnlijke spilzucht van de overheid lezen, een week gevoel in hun buik omdat ze zich stiekem met de gesubsidieerde sukkelaars identificeren. Een ogenblik later reageren ze op het Facebookbericht over de omstreden subsidie, want het is natuurlijk een typisch gevalletje van verdeel en heers. De Zalms en Eurlings van deze wereld kunnen ongestoord te werk gaan want het volk ruziet over spelen en brood.
Ik moet regelmatig tegen beide sentimenten laxeren.
Kijk, het zijn draaiorgeldiscoursen met orgelboek-argumenten, die stug worden doorgedraaid terwijl de wereld verandert en er harde winden opsteken waarin de jankende orgelklanken ten onder gaan. Links en rechts zijn twee opportunistische orgelmannen die met een verongelijkte grimas tegenover elkaar staan en ritmisch hun centenbak blijven schudden.
De schrijver in mij subsidieert zichzelf. Werken, heet dat. Niet dat ik er trots op ben of er een superioriteitsgevoel aan ontleen. Ik houd gewoon niet van bedelen en paperassen. Maar dat moet iedereen voor zichzelf weten. Dit “werk” is overigens zo geestdodend, dat het bijna de inspiratie voor mijn maandagkolom heeft vernield. En de gesubsidieerde gebeurtenissen in Amsterdam en Rio de Janeiro hebben daar niks aan kunnen veranderen.