Nepsneeuw

Vandaag breek ik een lans voor schrijvers die durven af te wijken van de verwachtingen die het publiek aan hen stelt. Schrijvers die een absurdistische ideeënroman schrijven zonder angst voor repercussies. Schrijvers als Lucas Zandberg of Joris van Os die historische romans maken die lieve uren onderzoek vergen. Literaire schrijvers die science fiction schrijven zonder ‘doelgroeponderzoek’ te doen. Schrijvers als Chrétien Breukers of Jasper Mikkers die dapper een romancyclus van Voskuilse omvang voltooien. Of Jamal Ouariachi die gratis op een toegankelijke en boeiende manier literatuur en metaliteratuur bespreekt. Kim Linssen die grappig schrijfadvies deelt op sociale media.

Likken. Zo noemt onze cynische tijdgeest de bovenstaande paragraaf. Die Kamiel wil in ‘t gevlei komen bij dezen of genen, ergo: zijn waardeoordeel is onbetrouwbaar. Fuck de cynische tijdgeest en fuck tijdgeesten überhaupt. Geloof me – of niet.

De tijdgeest wil reuring en polemiek, verbittering en vijandschap. Goed nieuws is geen nieuws. Pas wanneer de ene schrijver de andere heeft opgevreten fietst de journalist erheen voor een interview met de afgekloven restanten. Ach Komrij, die kon zo meesterlijk polemieken schrijven en flapdrollen zoals ik destijds vernietigend afserveren. Via Komrij leerde ik van Amerongen kennen (Arthur, niet Martin), die vastgelopen plaat met een te hoog toerental uit Ede, die praat als een doorgesnoven makelaar, maar een hart van goud heeft en naar mijn inschatting deze karakterisering eerder als een veer in zijn reet dan als venijn zou opvatten, want hij is een grote lieve keffer met het hart van een bouvier.

Mijn enige literaire ruzie was met mijn malafide uitgever, een humorloze karbonkel gespeend van fijnzinnigheid maar behept met een bedwelmend potpourritaalgevoel en wat potjeslatijn dat hem een provinciaal prijsje zou hebben opgeleverd als de man zich niet altijd als een lul gedroeg, die me nadat ik ingevolge het uitblijven van enige betaling voor mijn poëzieboekje Tiktaalik, kond deed van diens onbetrouwbaarheid, een ‘backstabber’ noemde – waardoor ik van de weeromstuit zin kreeg om deze paragraaf te schrijven.

Een lans breken dus voor sappelend schrijvend voetvolk en zulken die zich van talkshow naar talkshow laten chaufferen – zolang zij hun muze trouw zijn ben ik hun man. Ik las op Instagram dat bij Dasmag dat een jonge schrijver van 27 van zijn uitgever niet mocht vermelden (de dringende tip kreeg om) dat zijn 17-jarige hoofdpersonage al zoveel Russen had gelezen. Het zou onrealistisch zijn. De roman ging podverdorie over een jongen met kanker, dan willen we juist geloven dat hij zijn toevlucht vond in Toergenjev en Poeshkin en Tsjechov. Mijn vingers begonnen te jeuken en mijn schrijvershart huilde. Nooit komt iemand met zijn poten aan mijn Buitengewone Boek.

Behalve vrienden, natuurlijk. Van vrienden kan ik alles hebben. Vrienden moeten mijn boeken tot op de grond affakkelen, anders kan zo’n feniks nooit zijn vleugels uitslaan.

Enfin, ik schrijf dit in mijn geliefde Berlijn waar ik onderzoek doe voor mijn ideeënroman (aha!). Ik nam vandaag de S-Bahn naar Schlachtensee, omdat K’s potentiële schoonvader Manfred Klopstock daar in een Frank Gehry-achtige kolos woont. Het blijft essentiële magie, dat ik (en ieder mens) tintelend van doelmatigheid in de winterse schemering naar een sombere buitenwijk kan gaan omdat een fictief personage daar een ander fictief personage in een verzonnen huis bezoekt.

K bleef niet lang in Schlachtensee. Ik maakte snel een paar foto’s en volgde hem op de voet. Zijn Streifzüge voerden hem naar het Potsdamer Platz, de Friedrichstraße, het Dussmann Kulturkaufhaus (onder de hemel van Berlijn is er maar één Kulturkaufhaus volgens Wim Wenders, en het vervult een bijzondere rol in mijn vertelling), de Gendarmenmarkt met het Konzerthaus en de magnifieke Französischer en Deutscher Dom van Karl Friedrich Schinkel, waartussenin dit jaar weer een commerciële Weihnachtsmarkt is gepropt en waar het klassieke restaurant waar K met zijn date Anna is gaan dineren, Lutter en Wegener, is gevestigd.
Ik kon K nauwelijks bijbenen. Op de Friedrichstraße liep hij langs het Russisches Haus, het centrum voor Russische cultuur. Ze hadden er een nepsneeuwmachine die vlokken boven de tientallen meters stoep voor het gebouw deed dwarrelen. De enige plek waar ik sneeuw zag in Berlijn was voor het centrum voor Russische cultuur. Das muss man auf der Zunge zergehen lassen. Er stonden politieauto’s en meerdere Polizisten. Toeristen maakten foto’s van de badschuimachtige sneeuw.

Schrijvers hebben de plicht daarover te schrijven – niet alleen de frivole mogelijkheid. Zij voelen het verband tussen nepsneeuw en nepnieuws, de gruwelijke ironie waarmee zo’n cultureel centrum mooi weer wil spelen terwijl Poetin verdomme blijft bombarderen. De nostalgie van die ziekelijke autocraat, die we op zijn woord moeten geloven wanneer hij zegt Groot Rusland te willen herstellen, de heile Welt gesymboliseerd door die klotenepsneeuw omdat sneeuw bij de winter hoort zoals de Krim bij moedertje Rusland in de getergde geheimedienstengeest van Vladimir. En de ironie dat de klimaatverandering, mede mogelijk gemaakt door ons hardnekkig verbranden van Russische olie en Russisch gas, onze kans op echte sneeuw verneukt. Die vermaledijde nepsneeuw: het zegt alles.

Aan de overkant protesteren zes mensen tegen de oorlog. Er is een paraplu met de kleuren van de Oekraïense vlag ‘die ze niet kunnen verbieden’ omdat hij van IKEA is: blauw-geel is ook Zweden. Ik maak een praatje met de man die de demo had georganiseerd. Hij maakte zich vooral zorgen over het tijdig afmelden van de demo met de juiste formulieren. De hele scène was, ik verstout mij het woord hier in de mond te nemen, Waterdrinkeresk.

En daarmee is mijn lans gebroken op het schild van de tijdgeest. Schrijvers aller klassen, verenigt u! Dat de menselijke geest het moge winnen van de nepsneeuwmachines van Elon Musk en Sam Altman!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *