Het volgende artikel was niet interessant genoeg voor de traditionele media. Het is op deze plek gepubliceerd omdat ik het eventueel geïnteresseerde lezers niet wil onthouden.
We weten allemaal hoe er in de traditionele media over social media wordt geschreven. Er kleeft een stigma van oppervlakkigheid aan. Het gangbare idee is dat we ons online mooier doen voorkomen dan we zijn en we elkaar gek en depressief maken door de eindeloze stroom aan positieve berichten. Onlineactiviteit wordt geassocieerd met dierlijke en puberale instincten. Er werd met geen woord gerept over zelfreflectie, poëtische observaties, politiek-filosofische beschouwingen, wetenschappelijke vragen – dingen die ik dagelijks op Facebook tegenkom.
Onderzoek naar het gebruik van sociale media gaat meestal uit van de vraag hoe het iets toevoegt aan bestaande vriendschappen, omdat dit het scenario is waarvoor Facebook is gecreëerd. Het is iets heel anders om mensen die je anders nooit zou tegenkomen via Facebook te leren kennen. En vervolgens op basis van de interacties online een vriendschap op te bouwen.
Facebook is voor mij, woonachtig te Seoel, Zuid-Korea, het belangrijkste venster op de Nederlandse samenleving waarin ik ben opgegroeid. Ik behoor tot een zeer kleine groep (3% volgens onderzoek in de VS) die de meerderheid van zijn facebookvrienden niet ‘in het echt’ kent. Ik heb 5000 connecties op het platform, maar beschouw hooguit een paar honderd daarvan als betekenisvolle vriendschappen en rond de twintig als ‘goede vrienden’. Omdat ik het gevoel had dat die negatieve artikelen over sociale media niet het hele verhaal vertellen, besloot ik om zelf een persoonlijk experiment te doen.
Ik was deze winter een maand in Nederland om de eerste verjaardag te vieren van een neefje dat ik nog nooit in het echt had gezien (hij zit ook niet op Facebook). Omdat ik nieuwsgierig was naar het ‘echte’ leven van mijn beste online-vrienden besloot ik om een fiets te lenen en een tiental van hen op te zoeken. Ik wilde aantonen dat de wederzijdse intuïtie over elkaars persoon juist was. Het werden tien prachtige gesprekken. Tien bijzondere verhalen. Tien bevestigingen van de persoonlijkheden die ik me had voorgesteld. Dit bleek, toen ik het later vanuit mijn ‘veilige’ online ‘bubble’ aan hen vroeg, in alle gevallen ook wederzijds.
Eerste indrukken
In het sociale verkeer zijn eerste indrukken belangrijk. We zenden elkaar een rijkdom aan signalen op basis waarvan we elkaar categoriseren. Kleding, houding, oogopslag, geur, stemgeluid. Al deze informatie ontbrak toen ik mijn tien online-vrienden heb leren kennen. Betekent dat, dat we op Facebook minder vooringenomen zijn wanneer we iemand leren kennen, of juist niet, omdat we iemand noodgedwongen afrekenen op onbenullige criteria zoals een profielfoto of een gekke formulering? Mijn idee is dat we op social media veel gemakkelijker met elkaar over complexe onderwerpen communiceren. En door die complexe communicatie slaan we eerste indrukken over en ontdekken we direct meer relevante kenmerken. De online ‘eerste indruk’ geeft direct relevante informatie over iemands karakter.
Ik had in Amsterdam met een schrijfster afgesproken omdat onze schrijfstijl bijzonder veel op elkaar leek. We zouden elkaar beslist veel te vertellen hebben. Toen de ontbrekende details zoals stemgeluid waren ingevuld spraken we op dezelfde manier met elkaar als we dat online deden. We spraken over lullige commentaren van uitgevers en het streven naar erkenning, over kinderen opvoeden, sociale ongemakkelijkheid, schrijfdiscipline. In mijn beleving waren haar humor en haar temperament hetzelfde als online, hoewel het natuurlijk ‘echter’ aanvoelt wanneer je tegenover elkaar zit. Of wanneer er een paar glazen bier op tafel staan.
In Utrecht ontmoette ik na een nacht doorfietsen een man van mijn leeftijd. Ik had geen idee van zijn omstandigheden. Wat ik wel wist was dat hij een goed gevoel voor humor had, pienter was en niet zo snel op z’n pik getrapt, en dat werd bevestigd. Uitrustend op een matras in zijn rommelige stulpje zei ik dat het fascinerend was, hoe goed we elkaar kenden van een serie gesprekken op het internet.
Eenzaamheid
Social media kan voor mensen die niet vaak anderen fysiek ontmoeten ontzettend veel betekenen. Op mijn tocht ontmoette ik een man met pleinvrees, die je dus niet zo makkelijk op straat zou tegenkomen. Ik kende hem als excentrieke dichter wiens experimentele poëzie ik zeer waardeer maar kon me nauwelijks een voorstelling maken van zijn leefsituatie. Zijn hartelijke begroeting in een heerlijke zolderwoning in Den Bosch was hartverwarmend. We spraken onder het genot van bier en borrelnoten over filosofie en poëzie. Ik bewonderde zijn uitgebreide boekenkast vol Celan, Lyotard, Heidegger, en Pound. Het klikte zo goed dat ik me opnieuw afvroeg hoe die intuïtie tot stand komt, die ons heeft doen besluiten om elkaar in het echt te ontmoeten.
Een andere keer logeerde ik bij een vriendin die een zware vorm van COPD heeft en om die reden slecht mobiel is. Ik had haar leren kennen omdat ze al jarenlang een van mijn trouwste lezers is. Ik had me een volslagen andere voorstelling gemaakt bij haar fysieke verschijning. Nadat we een kwartiertje bij haar thuis aan de keukentafel hadden zitten praten was de nieuwe informatie (zuurstoftank, tragische geschiedenissen waar je op Facebook niet mee te koop loopt) geïntegreerd in het beeld dat ik van haar had en zag ik nog steeds de persoon voor me die ik online had leren kennen. Net zo slim, dezelfde humor en hetzelfde temperament.
Hokjesgeest
Wanneer je de uiterlijke kenmerken hebt van een minderheidsgroep, is dat voor vluchtige waarnemers de kern van je identiteit. In de ‘echte’ wereld leren mensen daar doorheen te kijken en komen erachter dat iemand bijvoorbeeld helemaal geen ’typische lesbiënne’ is. Online werkt dit mechanisme heel anders omdat je exact zoveel van je uiterlijk (je ‘avatar’) kan prijsgeven als je zelf wilt. Je identiteit krijg je toegeschreven aan de hand van indrukken, en die heb je online helemaal zelf in de hand. Dit zorgt voor radicale gelijkheid, een fenomeen dat zo vreemd is dat we ons er niet van bewust zijn.
Een voorbeeld van een online persoonlijkheid die ik niet eerst associeerde met de minderheidsgroep waartoe ze behoort is een geweldige transvrouw in de buurt van Rotterdam. Ik had met haar onder het genot van een goede joint en maaltijdsoep een fantastisch gesprek over Joyce, Heidegger, Wittgenstein, boeddhisme en kabbalistiek. In mijn normale bestaan zou ik haar nooit zijn tegengekomen, maar online was er na een tijdje over en weer reageren, grappen maken, dezelfde intuïtie ontstaan als met mijn andere online vrienden.
Een week daarvoor zat ik bij iemand in een keurig huis aan een keurige keukentafel terwijl ik eigenlijk een soort rommelig zolderatelier had verwacht vanwege de persoonsverwarring met een excentrieke schilderes die ik ook op Facebook ken. De leefsituatie, die volgens de heersende overtuiging in mijn jeugd “toch wel iets zegt” maakt geen donder meer uit. Op sociale media leren we elkaar met een beetje moeite echt kennen, zonder afgeleid te worden door de associaties die we hebben bij iemands omstandigheden. Zoals een van mijn vrienden zei, we kunnen vaak sneller in iemands ziel kijken dan bij de meeste vrienden uit het ‘echte’ leven (ik zet het tussen aanhalingstekens omdat het zou kunnen dat hele onderscheid over een jaar of tien is achterhaald).
Politiek
Sociale media hebben de reputatie dat ze hokjesdenken en ‘bubbels’ in de hand werken. Dit is gemakkelijk te illustreren aan de hand van de politieke tweedelingen die zo kenmerkend zijn voor onze tijd. In een Amerikaanse enquête gaf eenderde van de ondervraagden aan het op Facebook weleens over politiek te hebben. Mijn ervaring op het Nederlandse Facebook is dat er online heftig en verbitterd wordt gestreden. Wat merk je daarvan in het echt? Hoewel er altijd kleine meningsverschillen zijn, hadden twee van de vrienden die ik bezocht vermoedelijk een politieke voorkeur die zich niet met de mijne liet verenigen. We hadden daar online nooit over gesproken (daar ging het over de dichtkunst). In het echt deerde dit ook niet want we wisten het handig en elegant te omzeilen. We spraken over poëzie en muziek, cultuurgeschiedenis en kunstprojecten. Natuurlijk waren we oud en wijs genoeg om onze wederzijdse genegenheid van de borreltafel te vegen en te verzanden in politieke bekvechterij. We dronken bier of witte wijn en hadden elkaar meer dan genoeg te vertellen.
Wanneer de politieke gezindheid wel op elkaar aansluit, zoals tijdens mijn ontmoetingen met mede-auteurs van een website waar ik af en toe voor schrijf, waren de gesprekken in het echt openhartiger en vollediger dan online, die zich meestal ontvouwen in de commentaren op opiniemakers (de meeste Nederlandse opiniemakers zitten natuurlijk ook op Facebook). Ik heb goede en leerzame gesprekken gehad over uiteenlopende en controversiële thema’s zoals de Europese Unie of de Armeense genocide. Alles was bespreekbaar en onze conversaties waren van het begin tot het eind respectvol. Zijn er dan helemaal geen structurele problemen, zolang je allebei maar een feilloze intuïtie hebt?
Door één deur
Waar ik onvermijdelijk tegenaan liep was een ontmoeting met iemand die een hekel had aan een ándere bekende van me. Ik had daar vanuit mijn flat in Zuid-Korea geen idee van. Ik noemde de naam van die vriend, waarop ik lijdend het oordeel moest incasseren dat het ‘ontzettende lul’ was en overging op een ander onderwerp. Dit hou je op het internet natuurlijk langer vol dan in het echt, waar de dramatische ontknoping op z’n laatst komt op feestjes waarop beide bekenden aanwezig zijn. Situaties dus waar negeren of ‘blocken’ niet werken, en die ik inderdaad niet vaak hoop mee te maken.
Ik kende ooit twee filosofieprofessoren die letterlijk niet met elkaar door een deur konden, maar wel moesten. De een stond dan knorrig met z’n handen over elkaar naast de deurpost van een collegezaal te wachten terwijl de ander naar binnen trad. Op het internet kunnen dit soort pijnlijke momenten geheel worden vermeden. De generatie van ‘digital natives’ zal zich er geen voorstelling meer van kunnen maken hoe het is om in een ruimte te verkeren met iemand die ze een klootzak vinden. Wanneer dat dan toch gebeurt zouden ze gewoon neutraal glimlachen alsof het een pizzabezorger betreft. Tenminste, dat is vermoedelijk wat ik zelf zal doen als de Facebookers die mij geblokkeerd hebben plotseling voor mijn neus zouden staan. Op den duur zal de moraal van Facebook ook doordringen tot ons gedrag in het ‘echte’ leven.
Terug thuis en weer online
Ik vroeg me natuurlijk ook af of de online interactie anders is nadat we elkaar in levende lijve hebben gezien. Toen ik weer goed en wel was teruggekeerd naar mijn stulpje in Seoul, werd het contact niet intensiever. Het waren tien goede vrienden en dat zijn ze nog steeds. Ik ervaar wel een intiemer contact en reageer anders omdat ik nu een beter beeld heb van wie ze in ‘het echt’ zijn. Hoewel een vriendschap pas echt groeit als je samen iets meemaakt, het liefst een gevaar overwint, hebben de gesprekken onder vier ogen ook iets toegevoegd.
Van de vrienden die ik in het echt heb ontmoet had ik een vrij nauwkeurige indruk van 1) hun humor (vooral aan de hand van grappige reacties op dingen die andere delen), 2) hun temperament (regelmatige aanwezigheid, hoe snel iemand kwaad wordt in een discussie, bereidheid mee te denken, tonen van solidariteit), 3) hun intelligentie (dit ligt natuurlijk gevoelig, maar naar mijn ervaring kun je redelijk goed inschatten hoe intelligent iemand is aan de hand van interacties op sociale media), 4) hun politieke overtuigingen (dit is het punt waar verschillen het minste problemen gaven, omdat ze zonder al te veel moeite genegeerd konden worden). We kunnen elkaars persoonlijkheid dus goed leren kennen via sociale media. Wanneer de wederzijdse intuïtie er is dat het in het echt ook zal klikken, is het altijd een goed idee om bij elkaar op de koffie te gaan.