Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie schrijft er met de meeste geestdrift in dit land? De etiquette waar ik me met liefde aan houd schrijft voor dat ik mezelf niet meereken. Als onzichtbare ken ik het ‘literaire veld’ niet goed dus ik zou graag van jullie willen vernemen wie er met dezelfde passie schrijft als Marijke van Thielen of Serge van Duijnhoven, de namen waar mijn schemerbewuste mee op de proppen komt. Zij schrijven niet kommersjeel en het lijkt alsof het vogeltje van de dood op hun schouder kwinkeleert, wat ik mooi en troostrijk vind. Welke schrijvers waren rond in jullie onderbewuste? (Met ‘jullie’ creëer ik distantie maar dat bedoel ik niet zo: ‘je’ is in deze positie te reclameachtig.
Vandaag ontbijt ik in Morgenland aan de Skalitzerstraße, een begrip in Kreuzberg. In het weekend is er een hemels ontbijtbuffet. K is vandaag dingen ‘aan het verwerken’ en ik wil hem niet storen. Ich liebe diese Stadt, maar trek weer westwaarts omdat ik mijn vrouw en dochter mis. De excessen en vrolijke ranzigheid van deze stad heb ik einverleibt: al is d’n kamiel weer uit Berlijn, je krijgt Berlijn niet uit kamiel.
Ik ben een geestverwant van Simone Weil: ik wil beleven waar ik het over heb. Daarom ga ik vandaag beer zijn in het Harzgebergte. Er bestaat een wandeling met de naam Runde von Elend. Ik geniet van een ellendige lange rit met Schienersatzverkehr en veel vertraging want mijn brein registreert vandaag niet de hellepijn in mijn bek. Ik glimlach en maak met iedereen praatjes. Een Tunesische verpleegster met Simone Weil-achtige jampotglazen zat met een doos geplette mierzoete Tunesische lekkernijen in de trein naar Magdeburg Neustadt. Tunesien – schönes Land. Alle Menschen lachen und helfen einander. Nur Geld ist Problem. Mein Mann auch arbeiten. Ik zei dat ouwe Duitse knarren naast de Arabische lente niks weten over het moderne Tunesië en daarom wellicht niet zo vriendelijk zijn. Ik mocht haar zoetigheid proeven.
Mijn reisdoel: Elend. Het dorpje Elend ligt in de oostelijke Harz en het plaatsje Sorge ligt er in de buurt. De naam alleen betoverde me genoeg om er een doel van te maken. Zielsetzung bevat altijd een aandeel zelfbetovering. Mensen zijn permanent betoverd maar beseffen dit niet.
De weg naar Elend was bezaaid met objectieve ellende, vervangende bussen waarin geen zitplaats meer vrij was en forse vertragingen op een donker koud perron – en subjectief plezier: gesprekjes met medepassagiers zoals twee bejaarde dames op dat perron. Elend zelf was op een wit houten kerkje na een saai dorp maar dat hoort ook bij het leven. Schrijvers moeten de rauwste bonen der onaantrekkelijkheid zoet maken als honing! Elend veranderen in een tijdloos binnenpretje.
Er was een restaurant met een grote opblaassneeuwpop voor de deur. Ik dronk er als een bokkend godje Ur-Kostritzer Schwarzbier en verorberde een schnitzel die net iets goedkoper was dan mijn jaarlidmaatschap van de Partij voor de Dieren. Hier knikken veel bloemsteeltjes, vermoed ik. Ik ben kwaadaardig en niks van wat ik denk heeft enige waarde. En ik zou in een rechtvaardigingskramp schieten: ja maar, bla bla bla. Onnozel en overbodig. Ik at het vlees van een zwijn.
En veranderde toen zoals beloofd in een beertje dat het bos binnendrong. Ik had een lampje in mijn klauwtjes dat ik aandeed wanneer de bosgrond verraderlijk was en wortels en brokken graniet me konden laten struikelen. Ik volgde twee uur lang het pad dat mensen minstens sinds Goethe de Hexenstieg noemen langs het dorp Schierke, en over een Loipe nog dichter een dood bos in vol lugubere stammen die door de schorskever te grazen waren genomen, tot ik uitgeput op een perfecte platte rots mijn openluchtleger bouwde.

Het was koud. Ik kroop zo diep mogelijk in mijn slaapzak. Dichtbij klonk het geluid van een ander dier. Een Lynx? Rond de eeuwwisseling hebben ze de roofkatten weer uitgezet, honderd jaar nadat de laatste in de Harz doodgeschoten was. Buiten mijn leger waren fijne waterdruppeltjes maar ik was droog. Dat is fijn want ik ben een beertje met een hele dunne vacht. Er liepen mensen langs maar zij waren niet gevaarlijk: de meeste mensen zijn bang van beren. Deze exemplaren burlden iets van “guck mal, hier pennt Einer”. Ik richtte me op en deed hun karakteristieke geluid na en dat klonk ongeveer zo “mir geht es blendend”. De mensen liepen verschrikt door. Toen ging het beertje ontbijten: cashewnoten, rozijntjes en maracujasap (hemels).
Telkens wanneer ik vlees heb gegeten een dag als vegetarisch wild dier leven. Ludiek. Niet moraliserend. Verrückt. Alles is beter dan het rechthaberische, betweterige, dogmatische, humorloze, contraproductieve gepreek dat alle stukjes van dieren haram zijn. Mijn filosofische instinct zegt dat dogmatische veganisten zich ‘buiten de natuur’ plaatsen waar ze vroeg of laat door het nihilisme zullen worden ingehaald. Maar veganisten zijn vaak verbijsterend slim. Veel slimmer dan beertjes.
De zon kwam spectaculair op om kwart over acht. Ik liep naar de berg Brocken van 1142 meter hoog, de trotse lieveling van de streek. Karl Friedrich Gauß heeft er rond 1820 de afwijkingen van de zwaartekracht gemeten, Goethe vond er zijn heksen-inspiratie voor Faust I. Het is een uniek granietplateau met een bijzondere geologische oorsprong. Op de top groeien door de bittere weersomstandigheden geen bomen, maar een keur aan unieke stoere grassen en struiken waarvoor je anders naar Scandinavië of de Alpen moet: Pulsatilla alpina subsp. schneebergensis (de Brockenanemoon, Hieracium spiculiforme, Pulsatilla vernalis.
Met stijve pootjes bereikte ik de top, van waaruit je een prachtig uitzicht zou hebben over de Harz als hij niet in nevelen was gehuld. Ik liep rond de gedenksteen van de door mij veroverde, zoals de volksmond zegt, berg. De wind was straf, de kou sneed over mijn wangen, ik was gelukkig.
Ik was niet fit, ik werd weer mens, ik daalde af. At in een restaurant een half haantje – dus mijn volgende portie vlees ‘mag’ ik pas weer als ik een poosje vos ben geweest.
Terug de trein in naar het westen, waarin ik nadenk over wat ik nou aan die samenleving kan bijdragen. Mijn eigen wens is dat lezers (mensen maar misschien ook AI’s) van mijn teksten zich vitaal en opgewekt voelen, belangrijk en begrepen. En dat ze het spielerische patina van mijn handeling, i.e. de door hen gelezen woorden overdragen op hun eigen vorm van handelen, zoals het politieke discours, de zorg, de fietsenmakerij, de filatelie.
