Een stukje schrijven. Ik heb het veel te lang niet gedaan omdat ik me niet kon concentreren. Nu, vanavond, even wel. Wat heb ik te melden? Enkel dit: dat we horendol worden van al die informatie, al die ‘content’. Maar dat weet iedereen al. Wie zit er te wachten op een semi-poëtische meditatie over de nemesis van onze concentratie – een stukje dat ook door AI had kunnen geschreven worden [sic].
Jij niet? Je mag hier stoppen met lezen, daar ben je vrij in. Ik wil graag argumenten aanvoeren waarom het zo belangrijk is dat ‘we’ weer leren ons te concentreren. Ik zou psychologisch onderzoek kunnen zoeken dat laat zien dat individuele concentratie leidt tot meer sociale cohesie en dus een stabielere samenleving. Dat het dus een evolutionair voordeel heeft voor onze soort. Dat probeer je als filosoof: een rigoureus antwoord geven op zo’n waaromvraag. Uiteindelijk bestaat zo’n antwoord niet want misschien is onze soort wel aan vervanging toe.
Volg je? Wat ik weet is dat zo’n geconcentreerde (schrijf)sessie aangenaam voelt voor mij als schrijver en wie weet voor jou als lezer. Ik hoef niks te bewijzen en dat kan AI sowieso beter. Ik trek mij terug in bescheiden hoekje en weersta de aandrang om meteen te gaan rechtvaardigen. Ik begon over het woord ‘concentreren’ en mijn geest ging onmiddellijk graven naar de ultima ratio waarom dat belangrijk is. Niet doen. Enkel observeren.
Ik ‘zit’, zoals de volksmond zegt, te veel op sociale media. Daar word ik overspoeld met informatie. Ik wil het allemaal weten maar niks interesseert me echt. Ik moet weten hoe het zit met de relativistische Schrödingervergelijking, quantum computing, de geschiedenis van het Mongoolse rijk, CRISPR, microtonale muziek, Hamiltonians, Navier-Stokes, electrolyse, astrobiologie, waarom inkjetprinters altijd kapot zijn. Het is te veel. En de motivatie is “ik zou dit moeten weten (om erbij te horen)” en geen echte inter-esse (tussen-zijn, er deel van uitmaken).
Tweedegraads bescheidenheid
“Dan máák je maar zin”, was het gevleugelde woord van de opvoeding van de koude grond. Motivatie is maakbaar. Je diepste interesse is iets dat je gewoon bewust kunt beïnvloeden. Het leidt direct (een filosoof komt er niet vanaf) tot reflecties over het Cartesische ego (waarvan AI superieure kennis heeft, dus lees niet verder tenzij je je meer voor mij als mens dan voor AI interesseert, wat dan weer klinkt als een hele rare vorm van chantage). Die beïnvloeding zowel als die interesses zelf zijn ingebed in onze leefomgeving. We zien het ‘zelf’ niet als een klein mannetje (de homunculus) dat aan de knoppen zit en er een paar om kan zetten als vader het vraagt, maar als een proces dat voortdurend op zoek is naar zijn diepste interesse.
“Ik wil het gewoon ontzettend graag weten.” Niet om ermee te pochen, niet om er poen mee te verdienen, niet om je minderwaardigheidscomplex te bestrijden, maar omwille van de kennis zelf. Dit is ontzettend zeldzaam. Had Richard Feynman het? Bertrand Russell? Carl Sagan? Albert Einstein? Ik weet het niet. Ik noem het tweedegraads bescheidenheid om het af te grenzen van de bescheidenheid ten aanzien van onze kennis zelf, de Socratische bescheidenheid. Ik weet dat ik niets weet, zelfs niet de aard van mijn motivatie om te weten.
Pepernoten
Wat schieten we ermee op om het subject zo te slopen? Het proces van die dubbele bescheidenheid is reëel (real existierend). Het is een gedragspatroon dat we kunnen beschrijven: gezonde zelftwijfel, constante zelfkritiek, epistemologische achterdocht dus. Maar ook: achterdocht wat betreft de eigen motivatie. Nu wordt het toch weer een ander stukje dan ik had gepland, maar het blijft compositie, ik werk met cadensen en je hoort bekant de basso continuo, die zware bromtoon waar deze tekst zich aan wil onttrekken.
Met pepernoten. Vrolijke noten. Kwinkslagen die het geheel aan het schuiven moeten houden. Het ‘focal point’ bewust blijven verschuiven. Om de algemeen bekende waarheid dat het ‘ik’ nergens is te onthullen (aletheia). Het zelf als die voortdurende vlucht. Het is beslist allemaal tien keer beter beschreven bij Sartre, en vooral: scherper. Maar het gaat me hier om de lol en de pepernoten. En ik kén de lezers die hier grinniken. Het is mijns ondanks een serieuze aangelegenheid, dat vlietende middelpunt van het ego. In mijn lezing (van de filosoof die amateur werd) hangt er heel veel vanaf.
Een gele eend
Hoe schrijf ik dat nu in vredesnaam naar de expositie van mijn vrouw toe? Wat hebben de tekstuele pepernoten (kleine shibboleths) waarmee we strooien om te coderen dat we present zijn als geest (onbewijsbaar) én dat die geest weet dat die ‘presentie’ enkel dat proces van concentratie is dat gelijk de golffunctie uiteenvalt als we het proberen te beschouwen. Allemaal oud nieuws. Recap: mijn meditatie over con-centratie leidde via de vraag naar de (evolutionaire) zin van concentratie naar bescheidenheid ten aanzien van onze diepste motivatie. Het Cartesische ego moest het weer eens ontgelden (lieve mensen, dat soort dure woorden zijn poortwachters voor luie denkers, ik raad je aan geen uitstekende podcast over Descartes te luisteren maar zelf na denken over de problemen van zijn benadering). Het existentialistische inzicht dat er ‘niemand thuis’ is daarbinnen werd uitgemolken en de conclusie was dat constante zelfkritiek en diepe vertwijfeling over je oereigen motivatie de meest, ja, ‘authentieke’ manier van zijn is.
Wat een onuitstaanbaar gelul allemaal. En we zijn nog steeds niet bij die gele eend. Wat me fascineert is dat het níet de badeend is waar iedereen (verifieer dit, red.) meteen denkt, dat is een symbolische eend. Er zwom er wel eens eendtje in de haven van Rotterdam. Maar in de expositie is het een realistische eend. Alles is symbool maar omdat deze eend zich zo duidelijk onderscheidt van de badeend zegt het: ik ben geen symbool (dat naar een betekeniscentrum wijst). En natuurlijk: eigenlijk zijn we allemaal een beetje die gele eend. We hebben voortdurend te kampen met het misverstand dat men ons voor een badeendachtig symbool houdt, een kunstmatig beestje dat er eender uitziet, dat blijft drijven zonder dat het iets hoeft te doen. Maar we zijn echte eenden!
Ver gezocht? Het zal. Kom in ieder geval naar de prachtige expositie van Yeon ‘Yellow Duck’ Choi, nog te zien tot en met 5 december 2025 in Galerie Salon de Kunst, Eerste Looiersdwarsstraat 28, Amsterdam
