Lof aan de dichter, die alles viert wat hij beweert
en het in een taal beschrijft die drijft op een gevoel
voor beeldspraak, die hij smakkend uitprobeert
met borden tegelijk, want hij eet gewoon een heleboel
Schrijven is iets dat hij met mes en vork doet
de pen noteert dan slechts de regels op het blad
hij schrijft soms op zijn buik en als het moet
veegt hij met zijn rijmen achteloos zijn gat
Want hij is vol van zijn idee, dat hij nooit af zal vallen
hij schept kwatrijnen die schraalhans niet op kan schrijven
alles rijmt en wordt gedrukt op dik papier om op te vallen
de gezette dichter: hij is het vet dat komt bovendrijven