Ik ben ervan overtuigd dat filosofen veel bij kunnen dragen aan het maatschappelijke debat, van het formuleren van een partijpolitieke of een bedrijfsvisie, van analyse van het wereldgebeuren tot post-religieuze zingeving.
Maar wanneer ik mezelf voorstel als filosoof, spitst men niet de oren – integendeel. Wat ik zeg is ook maar een mening. Dit tekent wel een dilemma: als filosoof mag je je bij uitstek niet beroepen op autoriteit, maar je moet een zeker respect af kunnen dwingen om mensen aan het luisteren (of lezen) te krijgen.
Het klinkt ook aanmatigend wanneer een filosoof doet alsof ze beter kan denken dan anderen. Wie wil er nu bij zo iemand te rade gaan? Ons denken is het meest persoonlijke dat we hebben, enkel iemand die heel dicht bij ons staat, of iemand voor wie we buitengewoon respect hebben, mag ons denken zelf corrigeren. Van filosofen kun je niet verwachten dat ze hun werk pas doen wanneer ze met hun cliënt beste vrienden zijn geworden. Het komt dus op respect en reputatie aan. En dan nog.
Wanneer we een complex statistisch probleem hebben vragen we een statisticus, vroeger gingen we voor religieuze vraagstukken bij een priester te rade. Alleen het denken, dat doen we zelf wel – dankzij een van de grootste filosofen, die sapere aude tot leitmotif verhief.
Als ik “Hulp bij het denken” verkoop voelt het soms als ik “hulp bij het plassen” aan de man moet brengen. Wat dénkt-ie wel?
Een filosoof moet zijn plaats kennen. Ideologieën zijn verdacht maar worden pas als ideologieën herkend wanneer een filosoof ze komt verdedigen. Als dienstmaagd van de politiek is haar rol allang uitgespeeld.
Filosofie is overal. Het is een vergissing haar te reduceren tot ‘ethische kwesties’ over levensbegin- en einde, of tot voetnoot bij de vraag of de wil vrij is, die fysiologen inmiddels met verontrustende mate van bevrediging kunnen beantwoorden. Maar als discours over alles verzandt ze in vrijblijvende tegeltjeswijsheden die moeten concurreren met andere tegeltjes: het gevaar van filosofie als discours over alles is dat alles filosofie wordt, en de filosofen met lege handen achterblijven.
Wat draagt filosofie bij? Ik kan krampachtig een verhaal vertellen over scherp formuleren, inconsistenties opsporen, onze gedachten ‘integraal benaderen’ en meer woordenkots.
Ze draagt helemaal niks bij. Wanneer een filosoof ‘nut’ heeft, doet ze iets fout, want ze moet altijd de heersende opvatting van ‘nut’ kunnen bevragen. Soms is het handig voor haar om zich ook bezig te houden met de maatschappelijke vraagstukken. Dáarin is ze dan zo nuttig als een samenleving aankan ;-