De tragiek van mijn leven is dat ik heel graag schrijver wil zijn, maar niet goed genoeg kan schrijven. Er is een wild contrast, wellicht symptoom van een manisch-depressieve inborst, tussen het enthousiasme om in volle vrijheid mijn verbeelding in woorden te vangen, en het cynische besef dat het niet volstaat. De gedachte dat het nooit zal volstaan is uiteraard mijn liefste vijand: in onvolkomenheid schuilt tot het laatst de belofte van vervolmaking.
Sommige mensen zijn gevoeliger voor deze belofte dan anderen, die kunnen menen dat ze geen vervolmaking nodig hebben. Maar naast de waardering van onze eigen persoon is er steeds de ruige wisselwerking tussen de passie in het creëren van geschreven woord en de instinctieve zelfafwijzing. Dit is een houding die ’toxisch’ kan worden zoals de volksmond zegt, wanneer we ons ervoor schamen.
Er zijn schrijvers die na twintig succesloze jaren stoppen met schrijven. Ik heb nog lang niet zo veel geschreven en heb nog een aantal romans en dichtbundels met een oplage van drie exemplaren te gaan alvorens ik me officieel succesloos mag noemen. Zie*, de menselijke psychologie is tot alles in staat – tot alles wat we ons kunnen verbeelding. Juist dat is de charme van het schrijven.
Het is té leuk om te laten. Wat mij soms met zorgen vervult is dat ik als kwaliteitsloze schrijver mijn ‘plicht jegens de samenleving’ niet kan vervullen. Hoeveel tijd mag ik aan deze hobby besteden? Moet ik niet op zoek naar een andere rol die ik in de samenleving kan vervullen? Maar ik kan niets anders, ik wil niets anders. Dit is het.
De afgelopen jaren had ik bijna dagelijks kiespijn. Dit vernietigde mijn focus, mijn scherpte en mijn gelijkmoedigheid (ik moest het woord opzoeken vanuit het Engels: equanimity). Ik vergelijk mezelf vaak met grote schrijvers om tot de treurige conclusie te komen dat ik niet in de schaduw van hun schaduw kan staan.
De nietsigheid van ál mijn prestaties (en geloof me, veel beter wordt het niet) hoeft geen belemmering voor het schrijven te zijn: we kunnen ons Atlas aan de voet van de berg of aan de top voorstellen, en zelfs als je de Nobelprijs wint kun je een auto-ongeluk krijgen.
Dat voelt goed. Schrijven kan een manier zijn om een gemeenschapszin te stichten, zoals dat oude gewelddadige boek dat bijna twee millenia heeft gedaan, maar dan moet je wel gelezen worden. Er zijn schrijvers die de rol van seculiere dominee gretig spelen in krantencolumns, maar dat is niet wat ik hier bedoel. Mensen die kunnen verwijzen naar een gedeeld trauma hebben een natuurlijke collectieve identiteit, om dat modewoord te gebruiken, en die hoeft niet te worden geforceerd. Misschien verlangen mensen naar een gedeeld trauma, en is dat de aantrekkingskracht van complottheorieën.
Een ander aspect van mijn zelfvernedering, dat hier niet onbenoemd mag blijven, is mijn defecte geheugen. Ik vermoed dat deze veroorzaakt wordt door de zenuwpijn in mijn bovenkaak. Het is een lichte pijn, maar zij is zeurend aanwezig, alsof ik een visje ben dat in de haak van de visser des doods heeft gehapt en nu rondzwem rond de dobber. Ik lees veel boeken over filosofie, psychologie, geschiedenis, geopolitiek, kunstmatige intelligentie en alles wat me verder interesseert, maar de informatie beklijft niet. Wat is er geworden van die succesvolle student met zijn twee studies, denk ik weleens. Een doodnormale man die doodnormale dingen schrijft en…
Bij twijfel, wees vriendelijk. Dat mag een levensmotto zijn. Vriendelijkheid is de basis voor de mooiste herinneringen (en mooie, gevoelige herinneringen zijn samen met geuren de beste geheugensteunen). En het bevordert de gemeenschapszin waar ik het net over had. Secularisering betekent vooral historisering en relativering van de heilige boeken, en dat maakt dat onze eigen herinneringen hetzelfde kaliber hebben als de verhalen van Job, Moses of Jezus. We verliezen het rigide anker van de Bijbel en krijgen er een dynamiek voor terug die, zoals Nietzsche zag, tot het beste in de mens en voorbij de mens kan leiden – maar zij kan ook des duivels zijn. Herinneringen zijn vaag en opschrijven behoedt niet langer voor verval. Het beste dat we kunnen doen is ze koesteren en tot subjecten van onze geschiedenis maken. Een postmoderne Hegel maakt goden van onze gedeelde herinneringen, een heel circus van goden die de adressaten zijn van ons religieuze instinct.
Secularisering betekent dat we de al te gemakszuchtige substitutie van de religie door een Staat gaan deconstrueren. Het betekent een verschuiving van de als diep ervaren, maar kwetsbare, wortels, naar een discours dat zich ‘in living memory’ afspeelt. Ik ben geen Nederlander omdat ik zweer bij het Plakkaat van Verlatinghe en me onafhankelijk voel van Filips de tweede, maar omdat ik erbij was toen Marco van Basten in 1988 Europees kampioen voetbal werd. Ik kan me niet op een Schrift of een Act beroepen maar heb de verantwoordelijkheid om het regelmatig over van Basten, Gullit en Rijkaard te hebben.
Cultureel relativisme betekent dus niet alleen dat er voor een nationale identiteit geen ‘unhintergehbare’ oerdocumenten bestaan (zal dit ooit acceptabel zijn voor de Israëlische Staat en de Verenigde Staten?) maar dat iedere identiteit een actieve relatie vereist. Wanneer we wel de identiteit willen (uit angst voor wat er zou komen als we haar verliezen) maar niet het werk willen doen, misschien gaan we dan schreeuwen en wijzen met onze vingers. Waar wijzen ze (we vervangen hier het ‘we’ van de vorige zin in een ‘ze’!)op? Op waardige, funderende woorden waarvan we stiekem weten dat ze niet in steen gebeiteld staan. Dat maakt dat ze harder gaan schreeuwen: het schreeuwen is de geperverteerde versie van het seculiere discours. Het relativistische vieren van gedeelde herinneringen trekt geen harde grens, omdat die herinneringen niet te pretentie hebben om absoluut te zijn en buiten te tijd te staan.
De tragiek is misschien dat de luidste schreeuwers het minst zeker zijn van hun zaak en dus het minst geschikt zijn voor het discours van moderne gedeelde identiteiten. Ze willen zich onderscheiden door symbolisch de ‘hoge’ cultuur van klassieke muziek en schaaktoernooien uit te dragen, maar je zult ze niet betrappen (en dat is hier mijn falsifieerbare hypothese) op het soort <i>celebrative discourse</i> dat ik hier voorsta.
Ik houd ervan om zo, schetsmatig en stotend, te schrijven, en zo blijf ik schrijven, in het volle besef dat Anderen het krachter en beter kunnen formuleren. Laten we van die Anderen houden – en laten we niet vergeten dat we zelf, zodra we schrijven en een lezer hebben, ook iemands Andere zijn.
* Over de subtiele belerende toon van het ‘zie’ zou je een middelmatig proefschrift kunnen schrijven.
Afbeelding: Community Free Download PNG