Een aardige filosoof schreef op LinkedIn dat ik teveel klaag. Dat is waarschijnlijk ook zo. Daarom is dit voorlopig mijn laatste bericht hier, een vette klaagzang over het bestaan van iemand die heel graag zou willen kunnen schrijven, maar door gebrek aan concentratie de tijd niet heeft om genoeg te oefenen. Schrijven is een kwestie van heel veel doen, het meeste durven weggooien, jezelf steeds opnieuw uitvinden – jong blijven. Maar wanneer je door chronische pijn slechts een paar uur per dag wakker kunt zijn, uren waarin je alles op alles moet zetten om met allerlei onzinbaantjes genoeg geld op je rekening te houden om de facturen te betalen, is er heel weinig tijd over om te schrijven, en moet ieder woord dat je invalt zijn weg naar publicatie vinden.
Concentratievermogen
Zo komt deze tekst tot stand. Zonder de luxe van het schrappen, dus met een bepaalde authenticiteit die bepaalde lezers zal aanspreken. Pijn fascineert me: hoe dichter bij de hersenen, hoe meer. Wat bedoelen wanneer we concentratievermogen afneemt? Ik kan immers gewoon doorwerken aan repetitieve klussen, en dat met redelijke nauwkeurigheid. Nee, wat afneemt is het vermogen om je geest tot rust te laten komen, zoals hij onder een warme douche of in een mooi natuurgebied tot rust komt. Ik denk dat die rust nodig is voor creativiteit, zo lijkt het in ieder geval voor mij te werken.
Zonder die kalmte in je geest kun je hooguit herhalen wat je hebt gehoord, je kunt niet echt iets bijdragen. Misschien is het aangeleerd plichtbesef, dat ik vind dat ik iets moet bijdragen, misschien wil ik iets waar ik trots op kan zijn.
Wanneer je de vorige zinnen terugleest, zie je dat er te vaak het woord “ik” staat. Genoeg daarvan.
Geld
Een workshop schrijven in de natuur kost 88 euro. Je moet wel zelf je pen meenemen. Geld verbindt: het is een betekenaar die alles aan alles koppelt door het op dezelfde monetaire schaal te plaatsen. Zo bezien kent onze samenleving een extreme vorm van verbondenheid, al voelt het niet als verbondenheid. Je kunt voor duizend euro beslist een cursus volgen om je nog meer met de natuur verbonden te voelen. Maar je raakt er vooral verbonden door met je cursusleider, aangezien jouw -1000 gebroederlijk naast zijn +1000 in het kasboek staat.
We hebben behoefte aan minder verbondenheid. Het heelt om ons los te leren zingen, voor mijn part ergens op een berg te gaan zitten. We zijn niet verbonden met de berg, het kopen of leasen van de berg is ondenkbaar. De berg is extern. De avonturen van Kamiel op zijn externe berg. Zijn gevoelens waren groot, maar intellectueel was-ie een dwerg.
Zelfspot
Een geest vol rudimentaire gedachten, zonder de mentale kalmte om deze uit te werken. Maar er blijft altijd plaats voor de heilige zelfspot! Alleen in die vitale meerlagigheid is de geest geen bot, geen steen. Vertrouw alleen de critici van het kapitalisme, communisme, anarchisme en andere -ismen die een scherpe karikatuur van zichzelf kunnen maken en deze grijnzend publiceren. Het denken legt zijn lot niet in de handen van experimenten, zoals de schone wetenschap dat doet. Filosofische theorieën kunnen niet empirisch worden weerlegd, dus de filosoof kan zich niet beroepen op de falsificeerbaarheid van zijn stellingen. In plaats van dat zuivere mechanisme van zelfkritiek komt de zelfspot: hoe bijtender hoe beter. Zoals een wetenschappelijke theorie wordt vervangen door een betere, eentje die een grotere deelverzameling van uitspraken over de werkelijkheid kan verklaren, zo wordt een filosofische theorie vervangen door eentje die tegelijkertijd kan bestaan met de grootste hilariteit.
Daarmee heeft het criterium van onze filosofische theorie niks met de notie van objectieve waarheid te maken. De geldigheid van een theorie wordt empirisch bepaald door te kijken naar de hoeveelheid ridiculiseringen die kan bestaan zonder dat mensen hun overtuiging erin opgeven. Het is Habermas, maar dan met humor in plaats van consensus. Dit belangrijk, omdat we nog om elkaar lachen wanneer we allang niet meer met elkaar praten.
Zo dacht ik ooit filosoof te zijn, met paragrafen als de bovenstaande geld te verdienen. Dommerik.
Pauze
Het denken stopt nooit. Das Gespräch geht weiter, zoals de filosoof Herbert Schnädelbach bij zijn pensionering zei. Ik herinner me die scène in een overvolle muffe collegezaal van de Humboldt-universiteit. Ja, ik had een curiosum aan een Duitse universiteit kunnen worden, der niederländische Professor der so schön Deutsch spricht. Het stond me tegen, zo’n instituut ervoer ik als een potentieel blok aan mijn been. Nee, ik wilde schrijven.
En schrijven zal ik! Maar tot nader order neem ik een pauze: jaren van chronische pijn hebben mijn geest uitgehold. Er zijn veel belangrijke onderwerpen waarover we juist naar filosofen en dichters moeten luisteren. Oorlog en pacifisme, pandemie en surveillance, klimaatverandering en liberale vrijheid. Wanneer je echter met chronische pijn in je smoel achter je laptopje zit en je de boeken over deze actualiteiten nauwelijks meer doorkomt, loop je zelf het risico op ondoordachte gebral. En daar heeft onze samenleving last van: ondoordacht gebral zonder zelfspot die de maatschappelijke krachten in werking zet die het op tijd voor de volgende graanoogst naar de schroothoop van de geschiedenis kunnen verwijzen.
Zag je de vorige zin? Daar heb ik plezier in. Waarom in godsfuckingvredesnaam moet ik mijn geld verdienen met het vertalen van magnetronhandleidingen en de ingrediënten van kattenvoer? Omdat die dingen meer waard zijn in onze samenleving dan de pompeuze zin waarmee ik mijn vorige paragraaf beëindigde. Is dat een klaagzang aan het adres van de vrije markt? Schreeuw ik soms om subsidie? Zit ik hier een potje elitair te ruften? Neen! Subsidie? Nooit!
Het is dus pauze. Rust nu maar lekker uit: niet werken heeft in onze cultuur de associatie met de dood. Gaan we weer. Wie kan er nog tegen al die negativiteit? Barbertje moet hangen, en Socrates al helemaal. Doe gewoon gezellig mee want je klaagt te veel. Ik zie het wel hoor: de strange bedfellows, die onbenullige aandachtstrekkers die vinden dat ze gecancelled zijn wanneer ze niet in de studio mogen komen praten, er geen uitgeverij met hen meer in zee wil, journalisten geen ellenbogen meer nodig hebben om ze te kunnen interviewen. Misschien ben ik er ook wel een, wie zal het weten? Misschien gebruik ik wel precies dezelfde aandachtsstrategie, en ben ik daarom geen haar beter (waarom? uitwerken). Misschien is het beter dat er niet naar mij wordt geluisterd.
Misschien moet ik gewoon YouTube-muziekjes maken.