Het blauwwit geblokte tafelkleed,
Een heuvel die met de jaren Toscaanser wordt
wijn die eerst in een karaf ging
een enorm onschuldig gezelschap dat we later uitvonden
En rond die tafel plaatsten
Er heerst een broeiende gelijkheid die ongezegd moet blijven
Alles komt tot wasdom zonder smachten,
men lacht, god wat lacht men.
Alles wordt steeds meer moment, een ondergaande zon lijkt bijvoorbeeld
het tafelkleed te likken
meisjesheupen glooiend, jongensheupen stram
de boterige lach van de maestro.
Het was perfect.
Het was obsceen.