Voor mijn job reis ik dagelijks heen en weer
Tussen de Wetstraat en het Europees Parlement
En dat met chauffeur. Ik mag van geluk spreken
Dat mijn chauffeur een dichter is
Niet een dichter die op een podium komt mompelen
Hoe belangeloos dit leven is, alsof we ons moeten afscheiden
Van het eeuwige, iedere dag opnieuw. Alsof we hier louter doen wie het best kan leren sterven.
Nee, zo’n dichter is mijn chauffeur niet. Hij is een man van de wereld, ’s anderendaags
Vertelde hij me over het tonnage dat hij had gereden. Voor echte zwaarte heb jij de poëzie, zei ik. Dat vond hij als metafoor niet zuiver. Toch is het zo.
In het Europees Parlement denk ik vaak aan mijn chauffeur. Hij maakt me onzeker: gaat het er hier wel poëtisch genoeg aan toe? En waarom leven we überhaupt in een wereld waarin we door de dichters worden rondgereden? Terwijl de dichters de koningen moeten zijn.
* Bewerkte versie van een gedicht dat ik plaatste op Facebook ter gelegenheid van Koenraad’s verjaardag, als antwoord op diens gedicht “ik ben zo gelukkig”.