Houd u vast voor deze 26e aflevering van onze cursus. We gaan een onrijp liefdesgedicht te lijf, dat ik tot mijn grote schrik ooit instuurde naar een wedstrijd. De oefening van vandaag is het identificeren van de motieven in zo’n gedicht, teneinde het te transformeren in een tijdloos Ovidisch vers. Gaat het hier alleen over herinnering aan een verloren liefde of kunnen we een ander, dieper motief aan het licht brengen, of integreren?
zware bloemen
“Je woorden waren zware bloemen”
schrijf je en ik vind dat mooiontroerd aai ik het papier zijn vezels
de hanepoten grijpen zorgzaam in elkaar
nu zit ik hier en jank en vouw ezels-
oren denkend verloren aan je doornatte haarin onze stille rivier hebben we toch gebaad
en ik stak in je haar een dagverse bloem
voor de weg terug was het hopeloos laat
en het water sloot zich, en mijn roem:je had zandkorrels op je huid en je woog me
op zo’n roestgevlekte oude weegschaalmaar laten we het niet hebben over verderf
want ik vaar vannacht nog bergend uit
mijn schuit is sterk en wit van de verf
ik red je haar je stem je lach je huid
Ik vrees dat we de zware bloemen in de groenbak moeten smijten, of niet? In de laatste strofe wordt de herinnering gered met een ‘bergende’ schuit. Dit beeld sluit niet goed aan bij de rest; we zouden meer willen horen over die roestgevlekte weegschaal. Het gedicht zou kunnen gaan over de wederzijdse reflectie over elkaars woorden, maar dat kan veel mooier worden weergegeven dan met carnavaleske regels als de hanepoten grijpen zorgzaam in elkaar / bla bla ezelsoren / denken verloren aan je doornatte haar.
We zouden er een klassiek sonnet van kunnen maken, maar ik denk dat het verstandiger is om de vorm vrij te houden. Ter inspiratie denk ik aan dit soort regels van Auden:
How should we like it were stars to burn
With a passion for us we could not return?
If equal affection cannot be,
Let the more loving one be me.
Admirer as I think I am
Of stars that do not give a damn,
I cannot, now I see them, say
I missed one terribly all day.
Were all stars to disappear or die,
I should learn to look at an empty sky
And feel its total dark sublime,
Though this might take me a little time.
Hoe komen we verder met dit gedicht en vooral het motief van elkaars taal (de geliefden spreken een andere moedertaal, dat heeft de auteur vergeten duidelijk te maken)? We gaan een fragment gebruiken dat we ergens in een notitieboekje hebben gevonden.
waar we rijden als een opgewonden trein
tijdens een eindeloze kijkoperatie
omdat we niet meer dan het schijngevecht
van twee weerbarstige talen zijn
laten we nieuwe woorden afspreken / nieuwe grootinquisiteurs benoemen
Daarmee zouden we genoeg materiaal moeten hebben om dit gedicht te herschrijven. ZwarTe bloemen is beter (denkend aan Hegels nacht waarin alle koeien zwart zijn); de proloog kan kort, alles wat mensen uitmaakt zou genoeg moeten zijn om, in deze context, lichaam, lust, en neuken op te roepen; het middenstuk moet beeldrijk zijn; de titel speelt met de taal: “en” is “in” in het Spaans, hij dient ter verduidelijking omdat het gedicht zou lijden wanneer het teveel zou uitleggen; het aan land kruipen verwijst naar de evolutie, dus tegen het geloof. De god van de “jij” is dood maar de schaduwen zijn schadelijk: nu noemt de jij de ik [KOMMA], dus ontstaat er een afstand, de mythologische eenheid is verbroken.
flores negras (en Bolivia)
je herkende me,
we waren alles wat mensen uitmaaktwe aten van het land, plukten papaja’s
schreven aan een oever namen in het zand
bloosden en baadden samen in een rivier
vonden salamanderlijkjes op de veranda
wogen elkaar ’s nachts op een oude weegschaal
beluisterden door een open raam een bidsprinkhaan,
lieten bijna een taal ontstaanwe waren aan land gekropen
waar er zwarte bloemen groeien
ik zag de schaduwen van jouw dode god
jij noemde me,
Dit gedicht is serieuzer, volwassener, raadselachtiger, completer, Wigmaniaanser, gedichtenwedstrijd-achtiger. Het materiaal vraagt wat mij betreft hierom. Wat denken jullie? Is het zo beter geworden? Wordt er iets poëtisch overgedragen, is de spanning duidelijk tussen twee geliefden die een ‘halfvreemde’ taal spreken en een andere geloofsopvatting hebben? Kan dat mooier tot uitdrukking worden gebracht?
P.S. Weggooien is zonde. We hoeven twee coupletten van het uitgangsgedrocht niet weg te gooien, maar kunnen deze transformeren in grappige kwatrijnen die op zichzelf staan:
Ik streel het papier en aai zijn vezels
hanepoten staan er zorgzaam naast elkaar
maar ik zit hier en jank en vouw een ezels-
oor denkend verloren aan je doornatte haar
en
Laat ons nu niet denken aan verderf
want ik vaar vannacht nog bergend uit
mijn schuit is sterk en blinkt van de verf
ik red je haar je stem je lach je huid