Teruggekeerd naar mijn habitat in mijn eigen leuke wijk in Seoul, overzie ik glimlachend de afgelopen maanden, waarin ik mijn m’n dochter door Nederland fietste (en daar verslag van deed op Facebook). Dankbaarheid domineert mijn stemming over die hele geschiedenis: niet veel vaders menen de vrijheid te hebben om zo’n reis met hun kind te ondernemen.
Morgen gaat Miru naar haar nieuwe kleuterschool, vandaag was ze bij de dokter die haar prikte en zei dat ze vrij klein was voor haar leeftijd. Ik at onderwijl in een van mijn favoriete noedelrestaurants waar ik een vriendelijke K-pop producer leerde kennen die mij zomaar aansprak, zoals dat hier gaat. Ik ben al in de supermarkt geweest om sinaasappelsap te komen en bij de traditionele markt die onze buurt verlevendigt. Alsof ik nooit ben weggeweest.
Vermocht ik het niet, in het verleden, de taal moeiteloos als middel in te zetten voor een relatief autonoom doel, terwijl ze zich nu als doel-op-zichzelf aan mij opdringt?
Het reizen door Nederland het Groot-Britannië heeft mijn taaie schrijversziel gestimuleerd. Ik zette mij van ’t weekend aan het samenstellen van een bundel poëzie. Ik wil eindelijk eens iets uitgeven (na twee eerdere pogingen die jammerlijk zijn doodgelopen). Het staat garant voor een rare, maar niet geheel ongezonde, gewaarwording wanneer men, zoveel jaren nadat men een zekere academische vorming en Bildung genoot, nog altijd niet of niet meer in staat is om adequaat te formuleren wat men op zijn lever heeft. Schreef ik niet ooit opstellen over de Heideggeriaanse kijk op het kunstwerk of Voltaire en de vraag naar het kwaad? Vermocht ik het niet, in het verleden, de taal moeiteloos als middel in te zetten voor een relatief autonoom doel, terwijl ze zich nu als doel-op-zichzelf aan mij opdringt?
Ik lijd daaraan, beste lezer.
Maar neem dit leed niet te serieus. Het is een voorrecht, te mogen schrijven. Om met woorden datgene te bewerkstelligen, wat we eigenlijk aan de klanken en de kleuren moeten overlaten. Het voordeel van de woorden? Het is gemakkelijker om je in ’t gezelschap te voelen van voorname voorgangers. Hier naast me zitten vanavond Wystan Hugh Auden, en Ana Akhmatova, tussen mijn koffiemok en het draadje van m’n koptelefoon, waarop ik Brahms hoor. Misschien is het dat inderdaad, al zullen anderen dit anders ervaren.
Ik schrijf door. “Ik heb tijd gezwendeld en / we zitten als zelden bij elkaar” lees ik in wat het manuscript moet worden. Wat ik probeer te bewerkstelligen is een soort synthese van als ‘hermetisch’ of op-zichzelf-staand gecategoriseerde poëzie zoals het werk van sadà\exposadà, en teksten die op iedere regel naar de wereld en wereldse wijsheden willen verwijzen. Het lijkt me vooralsnog een aardig streven om zo te schrijven dat het op beide manieren gelezen kan worden: als klankvondst zonder referentie naar een hors-texte en als politiek klaroengeschal.
En zo beid ik mijn tijd, de schrijverskunsten toegewijd. Ik dank u voor uw aandacht, zou de stilistisch hoge ogen gooiende Brabantse schrijver Joris van Os zeggen.