Licht
het licht botert mijn kamer in vormloos, geestloos. lumineuze snot. apatisch licht, dat vermoeid reikt tot in de hoeken van mijn werkvertrek toch is het licht dat van buiten komt Platonisch licht: licht genoeg om alles te moeten zien maar niet om gezien te worden melkig tralielicht dat walmt van inertie licht van een oud ...
ach, dat
ik dwing mezelf tot gedachten maar bereik niet het donker een gifwolk verveling dringt tussen mij en de bevlogenheid geen bodem is er, waar een wonder tieren kan, of dieren hun nest beginnen geen donderslag in mijn blikken kop geen paraatheid ik staar in de witte muur, en dan in het beeldscherm ik denk houd ...