Ook jij
verlangt naar een moedergrot
met taferelen
een plaats waar de muren zuchten
de planken je kousevoeten niet aanvreten
dat zie ik toch
aan je glanzende oorschelpen
aan je handen zie ik dat, aan de kleine haren op je pols
aan het ritme van je strottehoofd
dat eenzame gevaarte
je moet die grot in
aardappels laten overkoken
aan het jukbeen zie ik dat
kom maar mee
jij verlangt ook naar een moedergrot
met vertrouwde spatters op het pleisterwerk
je verlangt naar allerlei dieptes
en allerlei dieptes ga ik geven
maar kruip niet in mijn grot we hebben helder weer
nee, spiegel je naar binnen:
want dat zal een spektakel zijn
en jij loopt dan tussen de dingen door,
met een omgekeerde lach.