Dapperheid is een kwestie van perspectief. Je kunt laf zijn in een leeuwenkooi en dapper in een kippenhok. Een dikke circusdirecteur met een potente verdovingsspuit in zijn achterzak is alles behalve dapper als hij de welpjes met zijn rubberhandschoen aait. En Gerrit Komrij heeft volgens een legende in een kippenhok het dapperste gedaan wat je je maar kunt bedenken, namelijk geboren worden. Het wordt doorgaans als dapper gezien als je je kop boven het maaiveld uitsteekt, als je handelt in een situatie waar anderen terugdeinzen. Natuurlijk gaat het altijd om het vergelijk met anderen, en als die even niet in de buurt zijn, bedenken we ons wat zij gedaan of gelaten zouden hebben. Over geschubde krokodillenruggen balanceren is dapper omdat de meesten onder ons er niet aan moeten denken. Niet in een lift durven is laf omdat de meesten onder ons hun lijf vanzelfsprekend met enige regelmaat door een schacht laten takelen. In een vliegtuig de kaper een pak rammel geven is dapper. Het gedrag van die kaper daarentegen is laf. Hoewel daarvoor juist leeuwemoed nodig is. Zijn hele leven concentreren op het moment, een vliegtuig over te nemen, de bemanning te overrompelen en het in een glanzende megalomane dominosteen laten crashen, dat is eigenlijk ontzettend dapper vanuit het perspectief van de kaper.
Dapperheid heeft kennelijk iets te maken met dat concentreren van ons levenssap op één bepaald groots moment waarin „het“ dan moet gebeuren. Onze große Stunde. Als we soldaten in een vuile oorlog zijn, en op een dag besluiten geen kinderen meer af te maken en het gewoon vertikken te schieten, ons zweterige uniform uittrekken, aan de lianen of het lokale equivalent van wilgen in gebieden waar de vuile oorlogen woeden hangen, dan zijn we dapper. Niet de captains met hun hun smetteloze uniformen waarop boven hun – daar kunnen we van uitgaan – rondgevreten buik purple hearts of andere eretekens pronken, zijn dapper, maar de desserteurs. En waarom? Omdat zij hun hele wezen door die ene beslissing hebben bepaald, omdat zij hun angst hebben overwonnen en in één groots gebaar hebben bepaald wie ze zijn, tegen alle weerstand in.
Maar wacht eens even. Een terrorist net zo dapper als een pacifist? Dat willen we hopelijk toch niet beweren? Dapperheid is toch meer dan radicale zelf-bepaling? Natuurlijk, het is een sociale waarde. De terroristen, de kinderschenders, de beurshuichelaars, de brandstichters, de mensensmokkelaars, de goudzoekers, de wapenfabrikanten, de drugskoeriers, de kannibalen, de pooiers, ze zijn allemaal dapper maar op een waardeloze manier. Hun dapperheid is niet de moeite waard. Sommigen van hen ontvangen lintjes en gouden handdrukken, maar de meesten ontkomen hun terechte verachting niet. Dapperheid is geen deugd op zich, het is een eigenschap die ons ver kan brengen, maar in zeer diverse richtingen. Gelukkig heeft het collectieve vooroordeel een bepaald beeld van dapperheid in ons gemoed gegrifd, voornamelijk door de kunsten, zodat de spraakverwarring kan worden voorkomen. Een paar moeilijke films bezorgen ons hoofdbrekens, precies omdat ze ons in de huid van de dappere schurk doen kruipen. Daar zijn ook bankovervallers bij, moordenaars en slechterikken van elk plumage. John Rambo is dapper, maar niet de vierkante Rus die hij te grazen neemt. Er zijn films over kinderschenders die dapper tegen hun neigingen vechten maar steeds weer verliezen. Zulke films werken verontrustend, maar ze hebben een belangrijke functie.
Het zou te gemakkelijk zijn als we dapperheid automatisch met het goede in verband brengen. De dappere kruisridders, de dappere inquisitie, de dappere soldaten in het legioen van vrijheid tegen de as van het Kwaad, we zouden er niet meer over na hoeven denken en ze zonder meer als strijders voor de goede zaak kunnen begrijpen. De vijand is altijd laf, en beschikt, in tegenstelling tot ons, niet over de heldenmoed om zijn strijdmakker onder zware beschietingen op z’n schouder te nemen en van een wisse dood te redden – en hij vecht sowieso voor een laf land. Deze vereenvoudiging is buitengewoon handig, omdat dapperheid stukken makkelijker te herkennen is dan de goede zaak waarvoor ze wordt ingezet. Het probleem ligt in een neveneffect: dat namelijk een laffe daad (terugtrekken, toegeven, deëscaleren) uit naam van het goede geen enkele erkenning meer krijgt. En we moeten moedig genoeg zijn toe te geven dat zulke daden soms hard nodig zijn.