Hoş geldiniz. Vandaag in deze cursus een gedicht over een meisje met een hoofddoek achter me in de rij aan de kassa bij de Albert Heijn. Het tafereel heeft, als ik me goed herinner, vorig jaar plaatsgevonden, en het uitgangsgedicht van vandaag lijdt aan een typische beginnersziekte: grote woorden die er kitsch van maken.
Aan het meisje met je mooie smaragden ogen en de beugel op je tanden en je lelijke hoofddoek achter me aan de kassa bij de Albert Heijn,
jouw ogen borgen ooit een man een belofte
van engelachtigheid en voeten die nooit zwetenik schrijf in mijn hoofd aan de metafysica van jouw ogen,
de metafysica van ideale stralersje stribbelt tegen het woordlicht maar ik ga door
want ik ben geveld door de poëtische griepje blik wiekt lagen in de tijd, ik onderga en ontberg en draai dan een moe hoofd in jouw richting en kijk je kort aan
de macht doortrekt dit alles als aderen de organismen
aan de macht straft ons licht
kijk, ik ben iets op het spoormaar ginds stommelen al de horigen
over de binnenzijde van hun ronde spiegel
ginds vlerken ongelezen zielen vuur
ginds kapen ze onze zwarte gatenik ruik de oerwil maar de taal is te hitsig
er is een folie dat kleeft aan alles wat ik zeg
en er wachten geen meisjes met smaragden ogen
achter ons aan de kassa als we doodgaan
Het spreekt vanzelf dat we het slot moeten veranderen. Het moet ingetogener. In plaats van de lezer om zijn oren te meppen met een lelijke en fantasiearme preek kunnen we iets ingetogens verzinnen dat het innerlijke wenen van homo sapiens beter uit doet komen.
je kijkt weg, in de richting van het condoomrek
Humor! Dat is wel nodig om dat duffe mini-college over macht en oerwil en taal te peperen.
ginds stommelen al de horigen
de voordringers die karrevrachten de band in schuiven
De ‘anderen’ = het winkelend publiek. Wat doen zij? deinen op een opblaaszee, om ons te enteren, ze kapen onze zwarte gaten (opblaaszee is het summum van kunstmatigheid)
maar ik weet wat ik zag /
Uiteindelijk leveren we dit op:
Aan het meisje met je smaragden ogen en de beugel op je tanden en je lelijke hoofddoek achter me aan de kassa bij de Albert Heijn,
jouw gezicht borg ooit een man een belofte
van engelachtigheid en voeten die nooit zwetenik schrijf in mijn hoofd aan de metafysica van jouw ogen
de metafysica van ideale stralersje stribbelt tegen het woordlicht maar ik ga door
want ik ben geveld door de poëtische griepje blik wiekt lagen in de tijd wanneer ik je kort aankijk
een knipoog bij Plato die haar weerga niet kentje kijkt weg
in de richting van het condoomrekde macht adert door dit alles en de macht
straft ons lichtals achter jou de horigen stommelen
zwerkend op hun opblaaszee
en onze zwarte gaten kapenmaar wij weten wat we zagen
Het gedicht is slanker en loopt beter. Let op de regelfafbrekingen. De enige komma is na de aanhef (eerste regel). De filosofie bestaat volgens Whitehead uit voetnoten bij Plato. Komt u maar met commentaar!