Expres stranden

Ja! zeg ik tegen de conductrice die vrijaf heeft op de trein van Venlo naar Mönchengladbach. Dat is mijn idee van het goede leven, dat je in Brussel over literatuur praat en Kafka komt ter sprake en je kunt diezelfde avond de nachttrein naar Praag nemen. Ik praat begeesterd en zweet in mijn veel te warme kleren. Het meisje had voor mij (man met wandelschoenen, bril en zwarte muts) opgezocht dat je voor 40 euro al met de Eurosleeper mee kon. Zo is het altijd geweest: de namen zijn al bijna genoeg. Ik zou voor een bronzen standbeeld van Franz Kafka kunnen staan, als toerist zijn werkkamer bezoeken, het gerinkel en geraas van de historische tram in me opnemen in de hoop dat dit on veranderd is gebleven sinds Kafka werkte aan de Na Pořiči-Straße 7.

Mijn bestemming is niet Praag maar Berlijn. Wat ik van Kafka heb gejat is de naam van de hoofdpersoon in mijn absurdistische roman, K. Het is de bedoeling dat ik voor dat boek, waarvan de eerste versie al bestaat, onderzoek ga doen. K, het boek zijn diens memoires, woont in de Leberstraße in Schöneberg. De persoon die men zijn antagonist zal gaan noemen woont in een villa aan de Schlachtensee. Prenzlauer Berg, Wedding, Neukölln, Kreuzberg – ik ga lange wandelingen door mijn oude stad maken. Ik ben benieuwd of het een wig zal slaan tussen mij en dat personage, dat ik zomaar wil hebben verzonnen. Dat is natuurlijk een illusie: ik ben het zelf, de absurdistische transfiguraties zijn louter pogingen om mijn lezerschare de pijnlijkheden op te dissen die anders niet lieratuurwaardig zouden zijn.

22:10 De trein naar Düsseldorf is op tijd. Ik ga vannacht ergens stranden, maar nu nog niet. Dit is de man die ik twintig jaar geleden begon te zijn, voor het gevoel niet veranderd. Zoet is die illusie, iets van een constante aan te treffen in stijl – het schrijfprogramma maakt er automatisch still van, ha!
Is alleen maar willen schrijven een aandoening? Vanuit die passie voor het geprinte woord te leven koketterie? Vivir para contarla, zei Márquez, maar voor wie? Als je zelf die vertelwoede zo sterk mogelijk blijft aanwakkeren, schaadt dat niet ons empathisch vermogen met lezers? Hoe voelt het om de treinreis van een relatief onbekende te wíllen volgen? Welke verwachting koester je, welke belofte doe je aan jezelf? Genoeg!

22:40 Ik bereik nog voor middernacht Dortmund. Deze trein stopt ook in Wuppertal-Oberbarmen. Op het perron heerst de eeuwigheid. Zoals altijd op mijn reizen hoor ik een Oekraïense (of Russische, dat kun je niet horen) dame van rond de zestig in die melodische taal spreken tegen een mooie jonge vrouw die een met wit en rood papier ingepakt groot plat cadeau liet balanceren op de leuning van het houten bankje waar ik omheen liep. Er was een gezin met veel koffers dat Hindi sprak en de dochter lachte aldoor en ik sloop tussen het spoor en deze mensen en was tevreden. Er stond een bleke jonge vrouw met sierlijke Perzische jukbeenderen in een reebruine wollen jas en de vrouw lachte niet. Jongens in zwarte kleren leunden tegen de reling en bogen hun hoofd voorover, niet in deemoedige overgave aan een god maar in het lichttheater van hun telefoons. Alles is zoals altijd – ik als reiziger beweeg mij door een stilleven.
Zo ga ik ook mijn roman openen. Ik wil het gevoel oproepen dat heel veel al in die eerste scène ligt opgeslagen. Elk ding is besmeurd met betekenis. Het is verschrikkelijk: er is geen richting meer. En dan komen de deurwaarders (aha: naast Kafka mag Bordewijk niet ontbreken) die het verhaal ‘aan het rollen brengen’ zoals de volksmond zegt. Ik ben van die deurwaarders gaan houden maar hoe zeer ik ook mijn best doe: zij bewonen een fictief universum – wij zullen het zonder dat goddelijke vingerzetje moeten stellen. De aftrapper van het verhaal is overigens geenszins origineel: de hoofdpersoon ontvangt een riante erfenis. Maar wat moet je anders om de klassen te vermengen en ergens in dat stilleven van het kapitalisme te wrikken, een humoresque vertelling in beweging te zetten die het onbehagen in onze cultuur voelbaar moet maken?

23:33 Het dorpje heet Wetter. Ik zit alleen in een modern treinstel, koester de milde zorgen over het feit dat ik mijn oplader heb vergeten. Morgenochtend koop ik een nieuwe. Het probleem en zijn oplossing vormen een wormachtig beestje met een kop en een staart en een lengte van één dag. Morgen is dat beestje er niet meer. Maar ik heb het niet vermoord. Het is gewoon voorbij gegaan.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *