Alle vriendelijke dametjes met hun “tu parles bien français” ten spijt spreek ik onderweg een foeilelijk soort steenkolenfrans aan de guichets en in de bar tabacs. Vroeger hadden de dametjes me aangezet tot zelfoverschatting: mijn Frans stond op eenzame hoogte, Voltaire had ik in m’n broekzak, Zola bij het ontbijt. Maar die tijden zijn nu voorbij!
Manische zelfoverschatting is een aandoening die weer aan een opmars bezig is. De wereld is vol lullo’s die fijnbesnaarden de wereld verklaren. Van experts hoeft niet eens meer de expertise betwist te worden: het feit dat zij tot een onwelgevallige conclusie zijn gekomen is genoeg om hun hele persoon naar het schaduwrijk der onwaarheden te verbannen. De lullo’s (dat zijn de studenten van eind jaren negentig, dat is mijn generatie) doen geen moeite en de fijnbesnaarden zwijgen.
Als het goed is, is u de onuitstaanbare aanmatiging opgevallen, waarmee ik mezelf impliciet tot de fijnbesnaarden reken, tot de gevoelige geesten die hun oordeel opschorten. Terecht roept u: “hou toch op!” Het is de toon qui fait la musique. Maar toch. Het is fascinerend. Zoals ik heb ingezien dat mijn vloeiende Frans een toeristenbrabbel was, zo moeten tijdgenoten eens leren om hun kennis over de wereldpolitiek, het klimaat, virologie en zichzelf te relativeren.