Soms, waarde lezer, ettert in mij het gevoel van miskenning. Na vele jaren noeste schrijfarbeid toont nog steeds geen wijkkrant, geen plaatselijk suffertje, geen nieuwsbrief van de dagbesteding enige interesse voor mijn onbezoldigde columns. Mijn fraaie atheneumzinnen mogen dan gelardeerd zijn met briljante metaforen en de neerslag van het leed van een half mensenleven – opgemerkt zullen zij niet worden door de redacties van de bladen. En geef ze eens ongelijk: die zelftucht werkt vermoeiend en een krant heeft toch veel liever een fris verhaal van iemand die ‘het helemaal gaat maken’.
Je hebt gefaald echoot het dan door mijn kop, woorden die ik ooit zelf tegen mezelf zei, want zelf ben ik de enige oorsprong van mezelf, zoals we weten sinds Sigmund Freud. Zie? Dáárom kom je dus niet in de krant. We hebben vrijheid van meningsuiting in dit land, maar je moet niet verwachten dat we jouw geraaskal afdrukken omdat je toevallig een gesjeesde filosofiestudent bent die zich te buiten gaat aan zelfmedelijden.
Dat zelfmedelijden was ook slechts de introductie om ongeduldige lezers weg te zwiepen zoals een paard nare vliegen op afstand houdt. Ik wil het met u hebben over empathie naar anderen toe, en vooral naar mensen met wie we het grondig oneens zijn. Het onttrekken van empathie ligt in het verlengde van deplatforming, het weigeren om iemand van je platform gebruik te laten maken omdat ze iets onwelgevalligs zeggen. Mensen gaan niet meer in debat wanneer ze het grondig met elkaar oneens zijn, maar proberen de tegenstander te cancelen. Personen worden toxisch en die ’toxiciteit’ is besmettelijk. Dat betekent natuurlijk niet dat hun stem echt wordt onderdrukt: ze vinden des te méér gevolg in het andere kamp. De vrijheid van meningsuiting is dus niet in gevaar, je kunt je mening kwijt maar je moet wel bij de juiste afnemer wezen. Wat wèl in gevaar komt is de sociale cohesie.
Openbare discussies van het soort dat aan Amerikaanse universiteiten plaatsvindt en waar mensen de afgelopen jaren vanwege dingen die we vroeger glimlachend pietluttigheden noemden van worden uitgesloten, zijn van een hoger kaliber dan hun echo op sociale media. Daar geldt al jaren het slechtste credo van Jezus: wie niet voor mij is, is tegen mij.
Wanneer ik op sociale media een commentaar schrijf dat beide kanten nuanceert, lig ik van twee kanten onder vuur. Samen in een dialoog een waarheid ontdekken is meestal niet de bedoeling op sociale media. Ik kan daar als filosoof slecht tegen en heb daarom besloten om voorlopig mijn consumptie van Facebook en Twitter aan banden te leggen.
De directe aanleiding was de reactie op Twitter op een politie-ingrijpen in Amsterdam. Tijdens een (verboden) demonstratie werd een kale ouwe vent genaamd Werner na herhaaldelijke waarschuwingen door een politiehond in de bijtgreep genomen en tegen de grond gewerkt. Werner is een wappie, iemand wiens mening dom en schadelijk is, van het ergste soort. Ik drink liever een biertje met Mark Rutte dan met Werner, en dat wil wat zeggen.
En toch, waarde lezer, toen ik zag welk leedvermaak mensen aan de dag legden op Twitter, werd ik bijna onpasselijk. “Bello had de arm er af moeten bijten”, “Ik hoop dat hij hier heel lang last van heeft”, “geef Bello een lintje”, “hoop dat-ie tetanus krijgt”, “lig je dan met je rukarm”, maar tegelijkertijd (volgens exact hetzelfde patroon als de complotdenkers waar ze zich over opwinden) “het is nepnieuws”.
Ik neem het hier op voor Werner. Misschien is dat omdat ik flirt met het veganisme en het bijbehorende uitbreiden van mijn circle of empathy. In ieder geval vond ik de circle jerk aan verwensingen waarmee men op twitter reageerde op ’s mans (overigens vrij keurig uitgevoerde) politionele terechtwijzing, pure tijdverspilling. Empathie moet je trainen. En dat is mijn andere goede voornemen voor 2022. Even dimmen en proberen empathie op te brengen voor iedereen, en daarbij extra moeite te doen voor mensen met wie ik het hartgrondig oneens ben.
Zalig nieuwjaar!