Eerlijkheid, beste lezer, duurt het langst. Het zou mij dus moeten sieren wanneer ik toegeef dat het heenscheiden van de paarse premier van alle Nederlanders me de afgelopen dagen niet in droeve nostalgie aan mijn telefoon heeft gekluisterd. Ik herinnerde me de man als minister-president in een tijd dat minister-presidenten nog grijze kerels waren van statuur. Mannen met Lubbers-neuzen en vocal fry, sterk geurende alfamannen, Bismarcks, Churchills. In mijn eindeloze naïviteit ging ik ervan uit dat politiek en bedrijfsleven geen communicerende vaten waren want dat was toen nog niet op het journaal. Wim was de vakbondsjongen die later gewoon de baas werd van Nederland, de man die er netjes op toezag dat de sociaaldemocratie functioneerde door af te toe de bakens van de WAO te verzetten.
“Dag Wim” hoorde ik mezelf mompelen toen het nieuws op sociale media begon door te sijpelen. Er kwam een grapje langs over een snelweg die moest worden hernoemd in de “Wim Kok-ring”, dat ik met het droge “het kwartje is gevallen” meende te kunnen overtroeven. Meer heb ik over de PvdA-leider niet te melden. En mijn carrière in de humor? Ik houd het bij losse grappen zonder wisselgeld.
Nadat ik vorige week koortsachtig een dichtbundel afrondde, die ik toen fantastisch, nu wel aardig, en over een maand tenenkrommend vind, ben ik nu verzeild geraakt in rustiger vaarwater. Buiten heerst guur oktoberweer, de hemel is dichtgetrokken boven Seoul en ik kijk binnen films zoals Black Klansman. Het poëtische blijft altijd, en door het spel met de erkenning mee te spelen kan ik het beter relativeren en van mezelf een “authentieke huichelaar” maken die zweert dat het hem om “de poëzie zelf” gaat. In werkelijkheid ontkomen we niet aan de blik, dat wil zeggen het oordeel, van de anderen. De “poëzie zelf” is een troostrijke maar grondeloze illusie, het is de perfectie waarvan Salvador Dalí zei dat we er niet bang van moeten zijn omdat we hem toch nooit bereiken.
Wim Kok als Salvador Dalí. De laatste hoop voor de sociaal-democratie.