De grootheden van de twintigste eeuw zijn druk bezig met sterven. Wij die ons in het comfort van de eenentwintigste genesteld hebben moeten toezien hoe de ikonen van weleer ons stuk voor stuk ontvallen. Ze lichten dan altijd even op, een pseudo-solidair vlammetje dat over onze beeldschermen kruipt. Iedereen plaatst kritiekloos zijn zoete herinneringen aan de dode ster, voordat men snel weer tot de orde van de dag overgaat.
We hebben het bij Bowie gezien, die om van te smullen zo tragisch nog een plaat opnam op zijn sterfbed, bij Prince die niet van de pillen af kon blijven. Afgelopen week was Mohammed Ali aan de beurt. En jawel. Zijn lichaam was nog niet koud of mensen zwijmelden over de nachten dat ze op mochten blijven om de Rumble in de Jungle te zien. Zijn beeltenis werd miljoenen keren in het universele en facile condoléanceregister genaamd Facebook gedeeld.
Ik wist eigenlijk nauwelijks iets van Cassius Clay. Hij bokste voor mijn tijd. Ik herinner me eigenlijk alleen oorbijter Tyson.
vatbaar voor radicale religieuze nonsens en dronken van het aura van zijn eigen onoverwinnelijkheid, dat hij schiep met zijn vlindertechniek en zijn grote bek.
Ik was ervan uitgegaan dat de door Parkinson gevelde bokser altijd een soort supersympathieke progressieve Rocky was, die zich bij ieder interview tegen onderdrukking van groepen uitspreekt waar hij zelf níet toe behoort. Een soort Martin Luther King met ijzeren vuisten. Een lieve islamknuffelbeer die als een van de weinigen begreep dat het allemaal om liefde draait. Op Facebook verkondigde ik dat “Ali juist het tegendeel preekte van de onverdraagzaamheid van de totalitaire islam”.
Ik ging vervolgens naarstig op zoek naar citaten van de heer Clay om dit te onderbouwen, maar was niet onder de indruk. Wat ik vond waren allemaal dooddoeners over winnen en geneuzel over grootsheid.
- “I’m a fighter. I believe in the eye-for-an-eye business. I’m no cheek turner. I got no respect for a man who won’t hit back. You kill my dog, you better hide your cat.”
- “To be a great champion you must believe you are the best. If you’re not, pretend you are.”
- “Float like a butterfly, sting like a bee.”
- “It’s just a job. Grass grows, birds fly, waves pound the sand. I beat people up.”
- “It’s hard to be humble when you’re as great as I am.”
Ik deed een upgrade van mijn mening over de man van de vlindertjes en de bijtjes. Het niet onverdienstelijk geschreven Volkskrantdiscours dat Bert Wagendorp over Ali voorbereidde kunt u hier nalezen als u bent geabonneerd of geblendeld.
Ach, Ali. Nazaat van slaven die tot zijn 33e lid was van “Nation of Islam“, een scientology-achtige racistische haatgroep. Het wordt graag afgedaan als jeugdzonde, zoals men ook Mandela’s mishandeling of Ghandi’s gemene streken maar al te graag door de vingers ziet. Ten overvloede vermeldt men er in het huidige rechtse klimaat bij dat een blanke man niet zo gemakkelijk zou worden gerehabiliteerd. Maar de opvattingen van onze Greatest logen er niet om. De witte man was de “duivel” en de “vijand”, integratie was verkeerd en echtelieden van verschillende ‘rassen’ zouden hun huwelijk met de dood moeten bekopen.
Ali is in intellectueel opzicht altijd een klein en simpel mannetje gebleven, vatbaar voor radicale religieuze nonsens en dronken van het aura van zijn eigen onoverwinnelijkheid, dat hij schiep met zijn vlindertechniek en zijn grote bek. Natuurlijk, als je in een rolstoel bent beland en de mythen over je worden al geprepareerd, dan wil je wel lief zijn. Ali had een eigen stichting en zette zich in voor goede doelen en krijgsgevangenen. Hij converteerde naar softere vormen van de Islam, uiteindelijk zelfs tot het soefisme. Maar wanneer het gaat om de strijd tegen onderdrukking van groepen waar hij zelf níet toe behoort, stuur hem dan niet de ring in met die andere Ali, Hirsi Ali.
De mortuis nil nisi bene. Zijn weigering om te vechten in Vietnam was ondanks alles een moment van echte, zeldzame grootsheid. En Ali had snelle benen. Met zijn egoïstische winnersmentaliteit heeft hij zichzelf tot Amerikaans ikoon geslagen, en het is niet bon ton om na de diagnose Parkinson nog te gaan lopen zeiken over uitspraken die hij deed voor de Playboy in 1975.
De grootste. Ach, Cruijff was ook de grootste, in de drie dagen volgend op zijn heenscheiden. En Pele zal dat ook zijn. En Björn Borg. En Joe Montana. En Joop Zoetemelk. En Kees Verkerk. De Dood is Groot.
Ik ga nu pannenkoeken bakken. Want voorwaar, ik zeg u, daarin ben ik de Greatest.
One thought on “De Greatest”