Ik wil schrijven over de stad als extensie van ons lichaam. Het is ochtend en ik word voor een aantal uren het huis uitgezet. Het heeft iets met de leidingen te doen, iemand heeft een gaslucht gerapporteerd. Ik vloek want ik betaal er toch voor en struikel over mijn schoenveters het apartement uit. Het trappenhuis is rustig. Er komt geen geluid uit het atelier van de vioolbouwer op de begane grond.
Ik deel een apartement met een stuk of tien mensen, maar dat geeft niet ik kan mijn eigen tandenborstel herkennen in de badkamer. Het is het zeeblauwe exemplaar met de afgeragde borstels. Er is ook een stukje van het rubberen handvat losgescheurd. Eerste coördinaat.
Ik trippel de marmeren trappen af en verdwijn de straat op. De lucht is blauw en zindert. Ik loop snel over de smalle stoep langs de gevels, en begin te neuriën. Hoe verder ik van huis kom, hoe vrolijker ik word. Na tweehonderd meter knip ik met mijn vingers, op de hoek van de straat aangekomen zing ik inwendig. Hier staat een lelijk betonblok met een rij bolides ervoor, met een esthetiek waardoor zelfs een doorgewinterde Sovjetarchitect zich achter de oren zou krabben. Dit is het Ritz-Carlton. Tweede coördinaat.
De stad is mij vandaag goed gezind. Ik loop naar het Parque Eduardo VII, een klassiek park met lommerrijke plekken, waar het goed toeven is. Ik bestel een espresso in de koffiebar en ga op een metalen terrasstoeltje zitten, dat ik zodanig draai dat ik uitzicht heb op een stel mooie benen. Derde coördinaat.
In het toeristische centrum – Alfama, Baixa-Chiado, en Bairro Alto, reiken mijn zenuwuiteinden tot een aantal plekken. Ik kom er niet vaak, maar ze maken deel uit van het coördinatenstelsel. Het standbeeld van Fernando Pessoa: het kan jeuken en dan loop ik erheen om te krabben. De miradouro ter rechterzijde van het Praça do Comercio uit gezien: ik sta er op de uitkijk al sta ik er niet met mijn handen op de reling. Het Estrelapark: ik verbeid onder zijn machtige bomenkruinen, al lig ik op mijn bed.
In een café bij Rato ga ik zitten schrijven met mijn dochtertje. Ik bestel een glas sap voor haar dat ze eerst half leeg drinkt en vervolgens omstoot. Een achterlijke Amerikaanse toeriste roept “I knew that was gonna happen”.
– “Then why didn’t you prevent it?” slik ik in. “You also knew what was gonna happen in Vietnam and Iraq. You knew that the oil spill and Katrina were gonna happen. You knew all the horrors in your terminally ill country were gonna happen. But you didn’t do anything about it.” denk ik, terwijl ze het café uitwaggelt.
Wanneer we de stad als extensie van ons lichaam ervaren, raken we meer betrokken.