Ik denk na over hoe weinig ik heb gepresteerd, en mijn hogere ingewanden krimpen ineen. Maar dan: is dat niet ons aller lot? Wanneer we straks onder de grond liggen of zijn uitgestrooid over een aardappelveld, is er van onze prestaties en trofeeën weinig over. Wie overtuigd is van zijn hoogstpersoonlijke inferioriteit loopt een stuk vooruit op de werkelijkheid. Want iedereen wordt uiteindelijk tot niets gereduceerd.
Er bestaan films over ongeneeslijk zieken wier liefdesverhaal in schitterend poëtische beelden wordt verteld, met adembenemende regie, verbluffend mooi camerawerk en tergend trage close-ups. Met intense gesprekken tussen de geliefden die ten dode zijn opgeschreven. Het gaat niet om het aantal jaren, maar om de heiligheid van het moment. Dat is de blijde boodschap. De volledige schoonheid die het universum ons te bieden heeft flakkert heel even op als reflectie in het oppervlak van een traan. De onmetelijke goedheid van het heelal welt op in de doortraande blikken die zich kruisen. Ze zijn restlos overgeleverd aan de hoogste extase waartoe de menselijke ziel in staat is, en voelen het magische ritme van de oneindigheid wanneer ze met hun vingers door elkaars haren kruipen.
Ik voel me alsof ik zo’n tearjerker tien keer versneld aan het afspelen ben. En blijf herhalen, tot ik de slappe lach krijg. De tranen die uit de ogen druipen doen denken aan een slechte pornofilm, de vingers raggen door de haren alsof ze een duivelsmars spelen op een ranzig spinet, de beelden donderen over elkaar heen en van de onmetelijke goedertierendheid van het sterrenstof dat de oerknal heeft uitgekotst is niets meer over.
Een minderwaardigheidscomplex is dus een nogal oppervlakkige aandoening. Maar omdat ik vermoedelijk niet de enige ben die eraan lijd, wilde ik er graag even mee afrekenen. Onzekerheid is gewoon angst. En angst kunnen we chemisch en dan evolutiebiologisch verklaren. We zijn onzeker uit lijfsbehoud, ons lichaam zorgt ervoor dat we ongevaarlijk ruiken. We wachten als zielige rhesusaapjes af in een hoekje totdat we onze kans schoonzien en ons in een onbewaakt ogenblik, uit het zicht van de dominante alfa, kunnen voortplanten. Zulke aapjes zitten overal. Het zijn de slimmeriken, het zijn de wormen uit Nietzsche’s bekende citaat waarin deze annelida zich samentrekken wanneer er op hen wordt getrapt. Maar ze neigen naar achterbaksheid, en ze veroorzaken leed.
Natuurlijk zijn we allemaal onzeker en bang. Bang voor de dood. Bang van jongere mensen die al meer gepresteerd hebben. Bang dat er over ons wordt geroddeld. Bang van papa. Bang van wikipedia die de marktwaarde van al onze met pijn en moeite vergaarde feitenkennis in een klap decimeert. Bang van knobbeltjes en bloed in de poep. Bang van de tandarts. Bang van mensen die beter Engels kunnen op Facebook. Bang van de Hell’s Angels. Bang van de buitenlanders die onze banen inpikken. Bang van rare genen in ons eten. Bang om in te loggen bij online banking en ons saldo te zien. Bang en Olufsen. Bang van de jury van de talentenshow. Bang van de tandarts. Bang dat we het middelmatigst zijn. Bang dat we er niet toe doen. Bang onterfd te worden. Bang jezelf niet te kunnen beheersen. Bang bang, I shot you down. Bang van onze klanten. Bang van de politie tijdens een verkeerscontrole. Bang onbegrepen te blijven. Bang van bloggers die ons door het slijk halen. Gang bang.
We kunnen onszelf overschreeuwen, niet met ontblote tanden en debiel gegrom, maar met betekenissen. Misschien is het vrije woord daarom zo belangrijk. Dat onzekere Hansjes en Grietjes Teeuwen de boel bij elkaar kunnen schreeuwen. Niet om te spelen met de grenzen van het vrije woord, maar om hun angst op een ludieke wijze een plaatsje te geven.
Want zo staat het met onze beschaving. Het is bekend dat het leven geen lachfilm is. Maar in plaats van het bijltje erbij neer te gooien en de regie in handen te leggen van allerlei religies, maken we er gewoon een lachfilm van.