Een columnist mag soms zijn eigen gevoelens (k)analiseren. Ik begin vandaag eens zonder bang te zijn onafgewerkte straattaal te gebruiken gewoon met voorgaande zin. Ik wil niet langer de schijn ophouden, niet langer eindeloos twijfelen aan ieder woord (en toch delete ik twee woorden voor elk woord dat ik hier laat staan). Zelfkritiek is een universele waarde en je kunt jezelf niet genoeg onder vuur nemen. Maar wanneer je potentieel vruchtbare ideeën afbrandt met argumenten zoals het is allang gedaan, en beter, of daar ben je geen specialist in, of dat vergt jarenlange intensieve studie, zit je voor je het weet werkeloos op een stuk verschroeide aarde, terwijl het onkruid om je heen tiert.
De zelfkritiek houdt me in een wurggreep wanneer ik mezelf blootstel aan de gedrukte letter, meer specifiek de dagbladen en hun talrijke vlugge feuilletons. Trouw, AD, NRC, Volkskrant. Wanneer ik de analyses en essays van deskundigen en de geestrijke columns die erin staan lees, neem ik uit gewoonte de houding van een passieve consument aan. Voor de liefhebbers: de drukletters hebben een hogere ontische status. Hun materialiteit hebben ze te danken aan en techniek die in eerste instantie werd ontwikkeld voor het verspreiden van God’s woord, dus zie ik, met mijn idiote gevoeligheid, de auteurs van krantendrukwerk als een team van hogere en mindere goden. “Het staat in de krant dus het is waar” zei mijn oma. Ik hoor daar de echo van, zij het met een explicieter waarheidsbegrip (het discoursafvoerputjesbegrip ‘waarheid’ wordt pas door de krantenletters gegenereerd).
Hoe anders is lezen op het internet! Ten eerste ben ik me altijd bewust van de politieke couleur die ik direct uit de URL kan aflezen: van extreem-links (Guardian, Correspondent en Joop) tot extreem-rechts (Elsevier, TPO). Ik begin dus al met een actievere instelling aan mijn lectuur, want ik ben, zoals iedereen die weleens zelf nadenkt, gedwongen om mijn polemische kruit zowel naar links als naar rechts te verschieten. Wanneer er in zo’n artikel iemand online iets beweert waar ik het niet mee eens ben, heb ik tal van mogelijkheden om deze onvrede te materialiseren. Meestal is er op Facebook iemand actief met dezelfde naam als de auteur, en werkt die ook nog eens voor hetzelfde instituut. Ik heb dus direct toegang tot de sferen waarin de gewraakte opinie werd geboren en kan daar alles uiten wat me maar invalt, want er is geen redactie op het internet. Oneerbiedig gezegd: ik kakel gewoon mee. Waar het om gaat is dat je op het internet niet beperkt bent tot instituties zoals de lezersbrief, en je respons met een beetje goede wil later altijd kan worden gegoogled. Je schrijft mee aan de tekst zelf, niet aan de voetnoten.
Maar toch. Het valt me zwaar een coherent stuk te schrijven en mijn respect voor columnisten neemt zienderogen toe. Ik benijd de mijnwerkers van de taal, die een ertsader van polemiek of litanie weten op te sporen en dan kunnen delven, delven. De ene zin schrijft de volgende, de vonken spetteren ervan af. Wanneer ik, een mediterend oog schuins gericht op de koelblauwe Brabantse lucht, mijn eigen aanzetten voor een kolom stuk voor stuk naar de digitale prullenmand verwijs, wordt het stiller in mijn hoofd. Teveel zelfkritiek is onproductief, jazeker, maar misschien moet de productie af en toe een poosje worden stilgelegd. Dan kan ik de volgende keer weer gepassioneerd schrijven over de onrechtvaardigheden in de wereld.
Meer zelfkritiek ! Minder minder minder wereldverbeteren :ö)
klinkt me iets te gemakkelijk in te oren /
zelf zijn we ook als deel van de wereld geboren
(dus zelfkritiek is wereldverbeteren)