Poëtische leesobjecten

Over poëzie uitgeven (lekker bakje thee/koffie erbij verder lezen als dit je interesse heeft).

Ik heb een manuscript in een laadje liggen waar ik af en toe aan schaaf. Van een aantal kanten hoorde ik dat het best goede poëzie bevat (er staan een aantal dingen in die ik geslaagd vind, maar het is nog lang niet klaar). Er was interesse van een Vlaamse uitgever, maar helaas bleek die geld te vragen (‘als auteur betaal je zelf de productie maar hé dan ben je eigenaar van je eigen boek’). Als Hollander was dat een rode vlag. Eigenaar van je eigen boek, sodepiepstraal toch gauw een heel end op!

En zo kolkte in mijn brein de verbolgenheid, en indachtig Walter Benjamins Tijd van de technische reproduceerbaarheid werd ik een soort machteloze woede gewaar. Wat bedel ik daar om de tiet van de technologische reproductiemachine? Waarom moeten er heel veel exemplaartjes worden gemaakt van mijn boekje?

1) Zo BEREIK je mensen. Je wilt toch dat meer lezertjes je geliefde metafoortjes van het bronstige tramstel en de vriendelijke mastiff in maatpak en Vader Tijd de pandjesbaas enz lezen en er danig van opknappen?

2) Kijk, je kunt het of PDF of EPUB-bestand op het web zetten en smeken of mensen het willen lezen. Dat lezen is dan een gunst (aandacht is een gunst); je zit helemaal aan de andere kant van de wipwap. Wie zal er zich zo voor interesseren? Niemand!

3) Maar er 500 exemplaren van laten drukken kost veel geld, energie en bomen. Al die exemplaren worden dan 1 of 2 keer gelezen, zelden uitgeleend en eindigen allemaal in verstofte verzamelingen of dozen bij de Slegte. En dat allemaal om mijn eigen plaatsje te veroveren in de CAROUSEL VAN EER. Die metafoor moeten jullie trouwens onthouden, het is een fijne.

4) Wat te doen? Het geld-mannetje blijft zeuren en etteren. Misschien ben ik te niche of niet goed genoeg? Maar ik vínd dat er hele fraaie dingen in staan en ik ben toch echt niet zó bijzonder dat er niemand anders is dat dat ook vindt. En wanneer dat wél zo zou zijn, zou die bijzonderheid, in onze naar bijzonderheden hongerende tijdgeest, op zichzelf al een rechtvaardiging zijn van een klein houten paardje op de carousel van eer.

5) Maar hoe bereik je zo’n niche? Zonder advertenties, zonder dozen met boeken gedistribueerd via boekwinkels en webshops? Het antwoord, dat laten we ons voorstellen een minzame glimlach van Walter Benjamin oplevert, is om de boeken zelf in zeer kleine oplage te produceren. Op zodanige wijze dat het in juridische zin geen boeken zijn (misschien moeten het rollen/worsten zijn die er ook niet uitzien als een boek, dat zou ik van een jurist willen weten.)

6) Die kunstobjecten, die dus gelezen kunnen worden, zijn voorzien van een register achterin, waarin de lezers hun commentaren en aanbevelingen aan – de volgende lezer kunnen zetten. Het werkt als de aloude boekenketting, met dien verstande dat het boek alleen in deze vorm bestaat. Er wordt online bijgehouden waar het exemplaar zich bevindt.

7) Waarom is dit zo slim? Ken je het gevoel van “oh wat ik hier lees, dat is nu echt typisch iets voor hem/haar/hen?” X zou dit ook moeten lezen. Laat ik het voor X kopen. Kopen! Zwengel de machine aan! 40% naar de boekhandel, 30% naar de uitgever, 20% naar de productie, 10% naar de schrijver! Pompen! Er is kwaliteitscontrole geweest, genoeg partijen hebben skin in the game. Dit is tenslotte de enige manier waarop we het kaf van het koren kunnen scheiden, toch?

8) Die persoonlijke aanbeveling is fantastisch. Ik heb een paar goede vrienden wiens literaire aanbevelingen ik zonder meer zou opvolgen. “Ik dacht, dit is echt iets voor jou.” Heerlijke ijsbreker. Zo hebben wij botte Hollanders ook weer een reden om bij elkaar langs te gaan. Ik kwam je dit leesobject van Kamiel Choi brengen.

9) Ik maak dus een paar exemplaren. Misschien stencil ik ze, misschien druk ik een paar doosjes, dat is een kleine moeite. En stuur de boeken op reis door ze aan vrienden te geven. En die geven het dan weer door aan hun vrienden “voor wie het echt iets is”. En 1000 vrienden die ieder 1000 vrienden hebben – het kan bij een miljoen mensen terecht komen, maar in de praktijk zal het aantal lezers beperkt blijven tot een paar honderd.

10) Zoals gebruikelijk in de poëzie. Het verschil is dat a) ik minder verlies heb geleden met de productie, b) het boek niet in allerlei kasten stof staat te vangen, c) het ijs heeft gebroken en wellicht olijke gesprekken aangewakkerd, d) ik geen administratieve rompslomp heb.

11) Eind goed, al goed? Waar verdient die man zijn brood mee en, daarmee samenhangend, door zijn leesobjecten weg te geven vervalst hij de concurrentie. Over het eerste punt zeg ik zonder expliciete juridische verplichting niets, en over het tweede kunnen we kort zijn: de leesobjecten gaan niet in iemand anders eigendom over. Ze behoren de algemeenheid toe. Daarom is er het vriendelijke verzoek om ze na enige tijd door te geven aan vrienden of bekenden van wie je denkt “dat is nou echt iets voor hen.”

12) Zo wil ik leesobjecten maken. Het klinkt voor sommige van jullie anarchistisch, kinderachtig zelfs. Negeer het dan. Het is performatieve kunst. We delen het, er is geen bezitter. En zo komen er binnen afzienbare tijd:
een leesobject dat de volksmond ‘roman’ zou noemen, een ‘kinderboek’, een ‘poëziebundel’.

13) Hopelijk leidt dit tot een fascinerende dialoog!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *